Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam 1],
[handelsnaam 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 december 2024, met één bijlage;
- het antwoord;
- de akte van [eiser] van 5 maart 2025, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [handelsnaam 1], en gedaagde, [handelsnaam 2]. Eiser vorderde betaling van een factuur van € 2.734,60, die voortkwam uit een koopovereenkomst die volgens hem was gesloten met gedaagde. Eiser stelde dat hij en gedaagde een koopovereenkomst hadden gesloten, maar gedaagde ontkende dit. De kantonrechter oordeelde dat eiser zijn stelling voldoende had onderbouwd, onder andere door het overleggen van whatsapp-gesprekken met de vertegenwoordiger van gedaagde, [persoon A]. Gedaagde was niet verschenen op de zitting en had de stellingen van eiser niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van het factuurbedrag, incassokosten van € 398,46, rente en proceskosten van in totaal € 882,22. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de gevolgen van het niet verschijnen op een zitting.