ECLI:NL:RBROT:2025:7663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11467277 CV EXPL 24-33292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur uit een koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [handelsnaam 1], en gedaagde, [handelsnaam 2]. Eiser vorderde betaling van een factuur van € 2.734,60, die voortkwam uit een koopovereenkomst die volgens hem was gesloten met gedaagde. Eiser stelde dat hij en gedaagde een koopovereenkomst hadden gesloten, maar gedaagde ontkende dit. De kantonrechter oordeelde dat eiser zijn stelling voldoende had onderbouwd, onder andere door het overleggen van whatsapp-gesprekken met de vertegenwoordiger van gedaagde, [persoon A]. Gedaagde was niet verschenen op de zitting en had de stellingen van eiser niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van het factuurbedrag, incassokosten van € 398,46, rente en proceskosten van in totaal € 882,22. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de gevolgen van het niet verschijnen op een zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11467277 CV EXPL 24-33292
datum uitspraak: 6 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,die handelt onder de naam
[handelsnaam 1],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde] ., die handelt onder de naam
[handelsnaam 2],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 december 2024, met één bijlage;
  • het antwoord;
  • de akte van [eiser] van 5 maart 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 8 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren [eiser] en, namens zijn gemachtigde, mr. R.J. Oost aanwezig. Namens [gedaagde] is niemand verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser] stelt dat hij en [gedaagde] een koopovereenkomst hebben gesloten. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] de factuur voor de gekochte producten van € 2.734,60 niet betaald. [eiser] eist daarom in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan hem te betalen. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, eist [eiser] dat zij ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan hem moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiser] . [gedaagde] betwist dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van [eiser] toe. Dit wordt hierna uitgelegd.
[gedaagde] moet € 2.734,60 aan [eiser] betalen
2.4.
[eiser] draagt de stelplicht en bewijslast van de stelling dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten (artikel 150 Rv). [eiser] heeft tijdens de zitting toegelicht hoe de koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Volgens [eiser] is hij via een vriend in contact gekomen met de bestuurder van [gedaagde] , de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ). Volgens [eiser] is [persoon A] bij hem op kantoor geweest, heeft hij aan [persoon A] uitleg gegeven over de producten die hij kon kopen en is [persoon A] uiteindelijk akkoord gegaan met de aankoop van een aantal producten. Daarbij heeft [eiser] naar eigen zeggen [persoon A] een flinke korting gegeven omdat hij via een vriend bij hem terecht was gekomen. [eiser] heeft verder tijdens de zitting toegelicht dat hij de gekochte producten in de winkel heeft afgeleverd, dat hij heeft geholpen met het installeren van de systemen en dat hij het aanwezige personeel, waaronder [persoon B] , de vrouw van [persoon A] , uitleg heeft gegeven over het gebruik van de systemen. [gedaagde] heeft het voorgaande, door niet op de zitting te verschijnen, niet weersproken. [eiser] heeft verder bij akte van 5 maart 2025 een aantal screenshots overgelegd van whatsappgesprekken die hij met [persoon A] heeft gevoerd. De kantonrechter leidt uit deze whatsappgesprekken af dat [eiser] en [persoon A] verschillende keren over de onderhavige factuur hebben gecorrespondeerd. Uit die gesprekken blijkt geenszins dat [persoon A] met de factuur niet bekend zou zijn.
2.5.
Het voorgaande maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat [eiser] haar stelling dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten voldoende heeft onderbouwd en dat [gedaagde] dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Gelet op hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht, is de enkele ontkenning van [gedaagde] dat zij een koopovereenkomst met [eiser] heeft gesloten niet voldoende. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde] om de factuur van € 2.734,60 aan [eiser] te betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 398,46 betalen
2.6.
De incassokosten van € 398,46 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente tot 13 december 2024 bedraagt € 874,42.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 115,22 aan dagvaardingskosten, € 90,00 aan griffierecht, € 542,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 882,22. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 4.007,48 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.734,60 vanaf 13 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 882,22;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
62828