ECLI:NL:RBROT:2025:7651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
C/10/697885 / KG ZA 25-328
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking aan religieuze scheiding in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2025, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Mohasselzadeh. Eiser heeft gedaagde, die niet is verschenen, aangeklaagd om haar medewerking te verlenen aan de religieuze ontbinding van hun huwelijk, dat in Iran is gesloten. De burgerlijke ontbinding van het huwelijk is reeds op 19 september 2023 door de rechtbank uitgesproken en op 22 januari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Echter, de religieuze scheiding, een khul‘a, heeft nog niet plaatsgevonden, ondanks dat gedaagde beschikt over een executoriale titel die haar daartoe verplicht. Eiser heeft in het kort geding zowel primaire als subsidiaire vorderingen ingesteld, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het primair gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiser toegewezen, gezien het spoedeisend belang en de gewezen relatie tussen partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de religieuze scheiding en afstand te doen van haar bruidsgave van 514 gouden Bahar Azadi munten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/697885 / KG ZA 25-328
Vonnis in kort geding van 14 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K. Mohasselzadeh te Voorburg,
tegen
[gedaagde],
met geregistreerd woonadres in de gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2025 met producties 1 tot en met 4
  • de toevoeging van eiser
  • de mondelinge behandeling gehouden op 7 mei 2025.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] in Ahvaz, Iran. Het burgerlijk deel van dit huwelijk is bij beschikking van deze rechtbank van 19 september 2023 ontbonden. De echtscheidingsbeschikking is op 22 januari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijk stand van ‘s-Gravenhage.
De religieuze echtscheiding tussen partijen heeft nog niet plaatsgevonden. Eiser heeft de primaire en subsidiaire vorderingen in dit kort geding ingesteld om te bewerkstelligen dat gedaagde haar medewerking verleent aan de religieuze ontbinding van het huwelijk in de vorm van een khul‘a. Die medewerking heeft zij, hoewel zij over een door haar gevorderde executoriale titel van precies die strekking beschikt, tot nu toe (feitelijk) geweigerd. Gelet op de inhoud van het laatstelijk tussen partijen gewezen arrest van het hof Den Haag van 27 augustus 2024 en de ter zitting door de advocaat van eiser desgevraagd gegeven toelichting, komt het primair gevorderde de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Mede gelet op het aannemelijk aanwezige spoedeisend belang, wordt het primair gevorderde toegewezen. Aan de beoordeling van het subsidiair gevorderde komt de voorzieningenrechter niet toe.
2.3.
Gelet op de gewezen relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om haar medewerking te verlenen aan het tot stand komen van de religieuze scheiding tussen partijen door binnen twee dagen na betekening van dit vonnis bij de geestelijke, de heer [persoon A] te [plaats] , van wie het adres bij partijen bekend is, te verschijnen en te verklaren dat zij meewerkt aan het tot stand komen van de religieuze scheiding en dat zij eiser compenseert door afstand te doen van haar bruidsgave van 514 volledige gouden Bahar Azadi munten,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.1734/2009