ECLI:NL:RBROT:2025:7646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
C/10/699078 / KG ZA 25-400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over overtreding van concurrentie- en relatiebeding tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die op 25 juni 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, twee besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen Dazzle Platform B.V. De eiseressen vorderden schorsing van een concurrentiebeding dat hen verbiedt om concurrerende activiteiten te verrichten. De achtergrond van het geschil ligt in de oprichting van Dazzle, waarbij eiseres 1 haar aandelen heeft verkocht aan gedaagde sub 1. Na de verkoop zijn er geschillen ontstaan over de reikwijdte van het concurrentiebeding, dat eiseressen zou beperken in hun werkzaamheden voor andere bedrijven in de duurzaamheidssector. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseressen niet ontvankelijk zijn in hun vordering tegen Dazzle, omdat Dazzle niet gebonden is aan het concurrentiebeding. Daarnaast is de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding afgewezen, omdat eiseressen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun vordering in de bodemprocedure kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het spoedeisend belang van eiseressen bij hun vordering discutabel is, gezien het feit dat zij lange tijd hebben gewacht met het indienen van het kort geding. Eiseressen zijn veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/699078 / KG ZA 25-400
Vonnis in kort geding van 25 juni 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats] , [land] ,
eiseressen,
advocaat mr. F.A.M. van Bree te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] .,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAZZLE PLATFORM B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. C.L. Brandt te Den Haag.
Eiseressen worden afzonderlijk [eiseres 1] en [eiseres 2] genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk [gedaagde sub 1] en Dazzle genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2025 en 17 producties van eiseressen
  • de conclusie van antwoord met 13 producties
  • de mondelinge behandeling gehouden op 11 juni 2025
  • de pleitnota van eiseressen
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
De advocaat van gedaagden heeft ter zitting formeel bezwaar gemaakt tegen de in zijn visie late toezending van productie 17 van eiseressen. De advocaat stelt dat hij deze productie door de late ontvangst niet met gedaagden heeft kunnen bespreken. De inhoud van productie 17 is voor het betoog van gedaagden echter niet van belang gebleken. Gelet hierop en op de beperkte omvang van deze productie (die desgewenst in een ingelaste leespauze snel gelezen en besproken had kunnen worden), heeft de voorzieningenrechter het bezwaar buiten beschouwing gelaten.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres 1] . [eiseres 2] is vanaf 2020 in de duurzaamheidssector als marketing- en communicatiefreelancer actief vanuit haar eenmanszaak [naam eenmanszaak] .
2.2.
De heer [persoon A] is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 1] .
2.3.
[eiseres 1] en [gedaagde sub 1] hebben op 11 mei 2023 Dazzle opgericht. De kern van de dienstverlening van Dazzle is het op het gebied van duurzaamheid persoonlijk koppelen (matchen) van freelancers aan bedrijven op basis van hun specifieke behoeften via een online platform. [eiseres 1] en [gedaagde sub 1] hielden ieder 50% van de aandelen in Dazzle.
2.4.
Bij op 11 juli 2024, na onderhandelingen met professionele begeleiding, tot stand gekomen overeenkomst heeft [eiseres 1] (‘Verkoper’) haar 50%-aandelenbelang in Dazzle verkocht aan [gedaagde sub 1] (‘Koper’) voor een koopprijs van € 90.000,-.
2.4.1.
Over de onderneming van Dazzle (‘de Vennootschap’) staat in de overeenkomst onder ‘overwegingen’ sub B het volgende:
“de Vennootschap drijft een onderneming die bedrijfsactiviteiten verricht bestaande uit het middels een eigen platform matchen van
freelancersen ondernemingen met het doel
freelancersbij ondernemingen te plaatsen voor het verrichten van advieswerkzaamheden en interim-management op het gebied van duurzaamheid, ESG-ratings, design- en communicatiestrategieën voor duurzaamheidsdoeleinden, sociale impact en wetgeving (de
Onderneming).”
2.4.2.
In artikel 5 van de overeenkomst is een concurrentie-, relatie-, en geheimhoudingsbeding opgenomen. Het concurrentiebeding luidt als volgt:
“5.1. In verband met hetgeen is bepaald in deze Overeenkomst verbinden de Verkoper en [eiseres 2] zich jegens de Koper om:
a) gedurende een periode van twee (2) jaar na de datum van deze Overeenkomst, direct of indirect, voor eigen rekening of voor rekening van derden, niet een onderneming te vestigen of op te richten die activiteiten verricht die concurrerend zijn met de Onderneming, of daarbij, in welke vorm of hoedanigheid dan ook betrokken te zijn en/of een financieel belang te hebben (de
Verboden Activiteiten); (…)
b) (…)
5.2.
De in artikel 5.1 omschreven verplichtingen zijn niet van toepassing:
a) op het verrichten van marketing- en communicatieactiviteiten op het gebied van sustainability, waarvan voorbeelden zijn opgenomen in
Bijlage 4(de
Toegestane Activiteiten); of
b) indien de voorgenomen werkzaamheden van Verkoper of [eiseres 2] de Onderneming van de Vennootschap bevorderen, maar in dat geval pas na overleg met de Vennootschap en nadat door de Vennootschap schriftelijke ontheffing is verleend,
waarbij bij twijfel over of (al dan niet) sprake zal zijn van (een mogelijke) strijd van de voorgenomen werkzaamheden van Verkoper en/of [eiseres 2] met de Verboden Activiteiten, [eiseres 2] daarover overleg zal hebben met Koper dan wel de Vennootschap en zullen Partijen schriftelijke en door beide Partijen ondertekende afspraken maken omtrent de uitkomst van dit overleg.
(…)
5.4.
In geval van een inbreuk op de in Artikel 5.1 omschreven verplichtingen verbeurt de desbetreffende partij die de inbreuk heeft gepleegd of aan wie de inbreuk is toe te rekenen aan Koper (i) een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,00 (…) per overtreding, zonder dat een voorafgaande ingebrekestelling is vereist, te vermeerderen met (ii) een bedrag van € 500 (…) voor iedere dag dat de inbreuk voortduurt, nadat de overtredende partij een keer schriftelijk door de Koper is aangemaand c.q. in gebreke is gesteld en in die aanmaning c.q. ingebrekestelling een termijn van tenminste 10 (tien) werkdagen is gegeven om het gebrek te herstellen, onverminderd het recht van Koper om nakoming van het concurrentie- en relatiebeding te vorderen of vergoeding ter hoogte van de daadwerkelijke schade in plaats van de overeengekomen boete.”
2.4.3.
In bijlage 4 van de overeenkomst is een lijst van toegestane activiteiten opgenomen. Daarin staat:
“Overeenkomstig het in Artikel 5.2 (a) (1) van de Koopovereenkomst bepaalde staan in deze bijlage voorbeelden van activiteiten opgesomd die een uitzondering vormen op hetgeen is bepaald in Artikel 5.1 van de Koopovereenkomst:
a. a) Marketing automation;
b) Building marketing funnels;
c) Content marketing (Webinars, Downloadable content, eBooks, Whitepapers, and Reports);
d) B2B Marketing;
e) Bespoke marketing strategies;
f) Growth strategies;
g) Mentoring/coaching young markete[e]rs;
h) Sales collateral (pitch decks, brochures);
i. i) B2B email marketing;
j) Inbound marketing strategy;
k) Public relations;
l) Search Engine Marketing;
m) Social Media marketing;
n) Affiliate marketing;
o) Video marketing;
p) Event marketing;
q) Digital advertising;
r) B2B SEO content;
s) Lead nurturing;
t) Communication strategy;
u) Strategic consulting; en
v) Interim marketing/communications management.”
2.5.
[gedaagde sub 1] is op dit moment enig bestuurder en aandeelhouder van Dazzle.
2.6.
Bij e-mail van 5 februari 2025 heeft [persoon A] [eiseres 2] en [naam eenmanszaak] gesommeerd om de in zijn visie concurrerende activiteiten die eiseressen (al dan niet via [naam eenmanszaak] ) voor HeartWork Sustainability Community en The Overview Effect (TOE) verrichten te staken en de reeds verbeurde boetes te betalen. Bij brief van 7 februari 2025 heeft de advocaat van eiseressen zich namens hen op het standpunt gesteld dat van overtreding van enig beding geen sprake is.
2.7.
Op of omstreeks 18 februari 2025 hebben [eiseres 2] en [persoon A] , in aanwezigheid van hun advocaten en de heer [persoon B] , overleg gehad over de inhoud en reikwijdte van (onder andere) het concurrentiebeding. Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen.
2.8.
Bij brief van 10 maart 2025 heeft de advocaat van eiseressen aan de advocaat van gedaagden gevraagd om duidelijkheid te geven over hun rechtspositie en de verdere intenties van Dazzle.
2.9.
[gedaagde sub 1] heeft bij dagvaarding van 4 april 2025 een bodemprocedure tegen eiseressen aanhangig gemaakt. Daarin vraagt zij onder andere een verklaring voor recht dat eiseressen het concurrentie- en relatiebeding hebben overtreden en veroordeling van eiseressen tot betaling van de contractuele boetes.
2.10.
Gedurende enig tijd in de periode na juli 2024 heeft op het LinkedIn profiel van [eiseres 2] gestaan dat zij zich bezighoudt met community building.
2.11.
Op 29 mei 2025 hebben eiseressen een voorstel gedaan tot matiging van de boetes.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de werking van het concurrentiebeding te schorsen, althans zodanig te schorsen dat het eiseressen is toegestaan om werkzaamheden te verrichten voor HeartWork en TOE, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist over de reikwijdte van het beding en de gebondenheid van eiseressen daaraan, zonder dat zij enige boete verbeuren of vergoeding verschuldigd zijn;
gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiseressen in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseressen worden niet ontvangen in hun vordering jegens Dazzle. Dazzle is immers, anders dan eiseressen en [gedaagde sub 1] , niet gebonden aan het concurrentiebeding in artikel 5 van de overeenkomst, welk beding eiseressen tijdelijk geschorst willen zien. Dazzle is ook geen mede-eiser in de bodemprocedure. Dat er een mogelijkheid bestaat dat Dazzle in de toekomst uit hoofde van onrechtmatige daad het concurrentiebeding zelfstandig zal handhaven jegens eiseressen, maakt niet dat eiseressen nu, vooruitlopend op die eventualiteit, in dit kort geding een vorderingsrecht tegen Dazzle geldend kunnen maken.
4.2.
Bij de beoordeling van de vordering van eiseressen geldt als uitgangspunt dat voor toewijzing daarvan in kort geding slechts plaats is indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Daarbij geldt als beperkende factor dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering; de voorzieningenrechter zal op basis van hetgeen haar voorshands aannemelijk voorkomt, moeten beslissen of voldoende grondslag bestaat voor de gevorderde voorziening.
4.3.
De vordering van eiseressen wordt afgewezen. De volgende aspecten zijn daartoe van belang.
4.3.1.
Allereerst geldt dat het spoedeisend belang van eiseressen bij hun vordering, waartegen [gedaagde sub 1] terecht verweer heeft gevoerd, discutabel is.
Van belang daarvoor is dat eiseressen lang hebben stilgezeten voordat zij dit kort geding aanhangig maakten. Medio februari 2025 hebben tussen partijen al onderhandelingen plaatsgevonden die zijn stukgelopen. De hoop op overleg om er samen uit te komen was op dat moment dus niet heel reëel meer. Het was daarom logischer geweest als eiseressen toen actie hadden ondernomen en een kort geding waren gestart, omdat zij kennelijk feitelijk ook geen heil zagen in het voldoen aan de overlegverplichting neergelegd in artikel 5.2 in de overeenkomst. Eiseressen zijn vervolgens in juni 2025 deze kortgedingprocedure gestart, nadat gedaagden in april 2025 over dezelfde kwestie al een bodemzaak aanhangig hadden gemaakt. Het is mogelijk dat te lang stilzitten door een eiser niet leidt tot verlies van spoedeisend belang, maar dat moet dan wel handen en voeten krijgen. Eiseressen hebben onvoldoende concreet met stukken gesteld en onderbouwd dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Zo volgt nergens uit dat eiseressen op dit moment (al langer) stil en zonder iedere vorm van inkomsten zitten. Dat zou overigens ook niet passen bij de hierna nog te bespreken stelling dat louter sprake is van wel toegestane activiteiten. In de bodemprocedure heeft [gedaagde sub 1] ook geen concrete schadevordering tegen eiseressen ingesteld, maar een verklaring voor recht gevraagd dat eiseressen het concurrentie- en relatiebeding hebben overtreden en, in het verlengde daarvan, betaling van gesteld verbeurde boetes.
4.3.2.
Materieel is van belang of eiseressen, in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde sub 1] , door het concurrentiebeding onbillijk worden benadeeld (artikel 7:653 lid 3 sub b BW). Dat is niet gebleken. Eiseressen stellen immers dat de activiteiten die zij verrichten ten behoeve van HeartWork en TOE niet onder het toepassingsbereik van artikel 5.1 van de overeenkomst vallen, dan wel dat de activiteiten vallen onder de uitzondering die artikel 5.2a maakt voor het verrichten van marketing- en communicatieactiviteiten op het gebied van duurzaamheid. Eiseressen stellen in feite dat zij zich aan het beding houden; schorsing vragen zij alleen voor het verkrijgen van zekerheid vooruitlopend op de uitkomst van de bodemprocedure, maar dat is een ander belang dan het tegengaan van onbillijke benadeling wat schorsing kan rechtvaardigen. Daartegenover staat op het eerste gezicht een duidelijk belang van [gedaagde sub 1] om het bedrijfsdebiet van Dazzle te beschermen, waarbij wel de kanttekening moet worden geplaatst dat vooralsnog niet zonder meer duidelijk is dat dit bedrijfsdebiet geschaad is en waardoor dan. Onder die omstandigheden ligt het treffen van een schorsingsmaatregel niet voor de hand.
4.3.3.
Voor zover het eiseressen gaat om duidelijkheid te krijgen over de inhoud en de reikwijdte van het concurrentiebeding, wordt vooropgesteld dat dit iets wegheeft van het willen verkrijgen van een (materiële) verklaring voor recht. Daarvoor is in een kort geding echter geen plaats.
Als wordt gekeken naar het concurrentiebeding geldt dat eerst moet worden vastgesteld hoe artikelen 5.1 en 5.2 van de overeenkomst moeten worden uitgelegd. Ook moet helder inzicht bestaan over de aard van de werkzaamheden die eiseressen voor welke gestelde concurrent van Dazzle nu precies verrichten. Daarover is in dit kort geding te weinig duidelijkheid gekomen. Eiseressen beperken zich, ook na een gemotiveerde betwisting van [gedaagde sub 1] , tot een zeer algemene en weinig concrete omschrijving van werkzaamheden. Omdat het eiseressen zijn die duidelijkheid willen krijgen over de reikwijdte van het concurrentiebeding lag het voor de hand dat zij hun stellingen concreter hadden gemaakt en hadden onderbouwd.
Een en ander betekent dat op dit moment sprake is van een impasse: de meningen van partijen over de uitleg van het concurrentiebeding staan lijnrecht tegenover elkaar (welles-nietes), terwijl vooralsnog niet te bepalen is wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Het lijkt aangewezen dat partijen hun geschillen uitvechten in de bodemprocedure, waarin plaats is voor bewijslevering, dan wel, gelet op de resterende duur van het concurrentiebeding en de lopende boete die op overtreding daarvan rust alsnog met elkaar in overleg treden om deze kwestie in onderling overleg op te lossen. In die zin is het betoog van [gedaagde sub 1] dat de zaak ongeschikt is om in kort geding te worden beslist verdedigbaar, omdat de noodzakelijke feitelijke opheldering hier niet kan worden verkregen. Dit aspect speelt mee in de afwijzingsbeslissing, maar is, gelet op het terughoudend gebruik van de bevoegdheid van de voorzieningenrechter op grond van artikel 256 Rv, niet als enige dragend.
4.3.4.
De voorzieningenrechter overweegt, ten overvloede en in het bijzonder, met betrekking tot de werkzaamheden die eiseressen voor HeartWork en TOE hebben verricht nog als volgt.
Volgens [gedaagde sub 1] bevatten de activiteiten van eiseressen voor HeartWork en TOE een ‘community building matchmaking’-element wat in strijd zou zijn met het concurrentiebeding. Eiseressen hebben niet betwist dat het verrichten van ‘community building services’ in strijd is met het concurrentiebeding. In die zin zijn partijen dezelfde mening toegedaan.
Eiseressen betogen dat zij enkel marketing- en communicatiewerkzaamheden voor HeartWork en TOE verrichten en dat dit is toegestaan op grond van artikel 5.2a van het concurrentiebeding, ook al zouden HeartWork en Toe concurrenten van Dazzle zijn. [gedaagde sub 1] heeft dit gemotiveerd betwist. Hiervoor is al overwogen dat eiseressen onvoldoende hebben uitgediept en concreet gemaakt wat de door hen gesteld verrichte marketing en communicatiewerkzaamheden omvatten. Dat brengt met zich dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld of deze al dan niet raakvlakken vertonen met de ‘verboden’ ‘community building matchmaking’ diensten, zoals gedaagden stellen. Op die grond is niet (zonder meer) aannemelijk dat sprake is van schending van het concurrentiebeding, wat afbreuk doet aan het belang van eiseressen bij de vordering in dit kort geding. Hetzelfde geldt voor de activiteiten die eiseressen voor TOE verrichten, bijvoorbeeld in het kader van door TOE met Coolset (een relatie van Dazzle) en de heer W. Boven (een consultant van Dazzle) georganiseerde online webinars, waarbij overigens wel aannemelijk is dat TOE de host van de webinars was en niet eiseressen. Dat eiseressen op (o.a.) LinkedIn het bericht hebben geplaatst dat zij ‘community building services’ verlenen, is met het oog op het concurrentiebeding waaraan zij nu op dit moment nog ongeveer een jaar zijn gehouden, op zijn minst gezegd niet handig en pleit tegen hen. Dat wil evenwel nog niet zeggen dat eiseressen dergelijke werkzaamheden daadwerkelijk hebben verricht. In elk geval geldt dat eiseressen na de sommatie van [gedaagde sub 1] deze activiteit op LinkedIn hebben verwijderd. Verder kan uit de verklaringen van [persoon C] en [persoon D] niet zonder meer worden afgeleid dat eiseressen het concurrentiebeding hebben overtreden, zoals gedaagden menen, maar ook het tegendeel volgt daar niet uit. Dat is alleen al niet het geval omdat geen limitatieve opsomming van werkzaamheden wordt gegeven. Al met al is er dus te weinig basis, en aannemelijk geworden belang, om vooruit te lopen op de mogelijke beslissing van de bodemrechter en om het concurrentiebeding tijdelijk te schorsen.
4.4.
Eiseressen worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, inclusief nakosten. De kosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart eiseressen niet-ontvankelijk in hun vordering tegen Dazzle,
5.2.
wijst de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding geheel af,
5.3.
veroordeelt eiseressen in de proceskosten van € 1.999,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eiseressen niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken door mr. R.J.A.M. Cooijmans op 25 juni 2025.1734/2009