Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- [naam], verhuurder (hierna: verweerder);
- mr. drs. P.A. Visser, advocaat van verhuurder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker had op 14 april 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om een moratorium om te voorkomen dat zijn verhuurder, verweerder, over zou gaan tot ontruiming van zijn woning. Verzoeker is echter tweemaal niet ter zitting verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. Tijdens de zittingen op 14 mei en 16 juni 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker geen hulp wenst bij het oplossen van zijn schulden en dat hij geen enkele huur heeft betaald sinds 1 januari 2024. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat verzoeker zich niet aan zijn verplichtingen houdt en dat er geen aanwijzingen zijn dat verzoeker hulp heeft ingeschakeld voor zijn schulden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, maar dat het belang van verweerder om het vonnis tot ontruiming uit te voeren zwaarder weegt. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Verzoeker kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen indien nodig.