ECLI:NL:RBROT:2025:761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/5984
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor niet verwijderen van verontreiniging op karkassen in het kader van de Wet dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, een slachthuis, was door verweerder, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een boete van € 7.500,- opgelegd wegens het niet onmiddellijk verwijderen van zichtbare verontreinigingen op karkassen, wat volgens verweerder een overtreding van de Wet dieren zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 20 november 2024 heeft eiseres betoogd dat het bewijs voor de overtreding onvoldoende was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rapport van bevindingen van de NVWA niet voldoende bewijs bood dat de verontreinigde karkassen daadwerkelijk van schapen waren die door eiseres zelf waren geslacht. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in het rapport te summier en niet verifieerbaar waren, en dat er geen foto’s waren om de claims te onderbouwen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de boete verviel. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moest vergoeden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.108,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. van Kooten-de Jong),
en

[naam verweerder] , thans:

[huidige naam verweerder], verweerder
(gemachtigde: mr. R.R. Berkhout).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 7.500,- omdat zij volgens verweerder bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften heeft overtreden. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2024. Namens eiseres is verschenen [persoon A] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder verschenen [persoon B] , toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Overwegingen

1. In het rapport van bevindingen van 9 december 2020 heeft een toezichthouder van de NVWA gerapporteerd dat hij/zij zich naar aanleiding van een inspectie op
9 december 2020 omstreeks 13:00 uur bevond op het slachthuis van eiseres. In dat rapport is het volgende beschreven:
“Op 09 december 2020 omstreeks 13:00 uur bevond ik mij in de koelcel. Ik zag dat daar uitgeslachte schapenkarkassen hingen. Ik zag dat deze reeds gestempeld waren met het ronde EG-merk. Op dit punt in het slachtproces zijn alle slacht- en opknaphandelingen in het kader van de PM-keuring en alle op HACCP gebaseerde controles van de exploitant afgelopen. Ik zag dat diverse schapenkarkassen bezoedeld waren rondom de hakken en op de achterband van het karkas met feces. Ik zag dat deze mate van fecale bezoedeling structureel aanwezig was. Ik zag dat van de 20 gecontroleerde karkassen, er 10 bezoedeld
waren met feces. Dit betrof een heterdaadbevinding.
Ik zag dat het slachthuis onvoldoende maatregelen had genomen om bezoedeling te voorkomen, dan wel te verwijderen. Na mijn constatering heeft het slachthuis de bezoedeling alsnog verwijderd. Bij mijn controle na afloop van het slachtproces zag ik dat de schapenkarkassen zichtbaar waren verontreinigd. Zichtbare verontreinigingen werden niet onmiddellijk verwijderd door bijsnijden of door een andere behandeling met een
gelijkwaardig effect.”
2. Op basis van dit rapport van bevindingen heeft verweerder met het primaire besluit aan eiseres een boete opgelegd van € 7.500,- voor het volgende feit: karkassen waren zichtbaar verontreinigd. Deze zichtbare verontreinigingen werden niet onmiddellijk verwijderd door bijsnijden of door een andere behandeling met een gelijkwaardig effect. Dit is volgens verweerder een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 2.4, eerste lid, onder d, van de Regeling dierlijke producten, in verbinding met artikel 3, eerste lid, en met Bijlage III, sectie I, Hoofdstuk IV, punt 7 en 10, van Verordening (EG) 853/2004. De opgelegde boete is een boete die wegens recidive is verhoogd.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
4. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft daartegen aangevoerd dat de overtreding niet blijkt uit het rapport van bevindingen, omdat het rapport te summier en te algemeen is geformuleerd. Bovendien zijn de daarin vermelde gegevens niet verifieerbaar. Het slachtnummer en de slachtdatum zijn niet in het rapport van bevindingen vermeld. Er zijn geen foto’s gemaakt. Volgens eiseres ontbreekt het bewijs dat het gaat om karkassen van dieren die zijzelf heeft geslacht. In de koelcel van eiseres hangen namelijk ook karkassen van dieren die bij derden zijn geslacht.
5. De bepalingen uit de Verordening die eiseres volgens verweerder heeft overtreden (zie hiervoor onder 2), zien op de hygiëne tijdens het slachten. De rechtbank oordeelt dat het bewijs dat eiseres deze bepalingen heeft overtreden, niet toereikend is. Uit het rapport van bevindingen kan namelijk niet met een voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat het karkassen betreft van schapen die eiseres zelf heeft geslacht. In het rapport van bevindingen is weliswaar vermeld dat de schapenkarkassen waren gestempeld met “het ronde EG-merk”, maar niet dat dit het EG-merk van eiseres betreft. Er zijn ook geen foto’s van de bewuste karkassen met dit EG-merk bijgevoegd. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat er regelmatig karkassen van dieren in haar koelcel hangen die in een andere slachterij zijn geslacht. Eiseres koopt bijvoorbeeld karkassen van derden in als een klant heeft gevraagd om een product dat eiseres niet zelf in huis heeft. Verweerder heeft dit niet betwist en de rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat deze stelling niet juist is. Ook voor het overige bevat het dossier onvoldoende bewijs dat eiseres de gestelde overtreding heeft begaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de boete vervalt.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 25 juli 2023;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.108,- aan proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.L. Mehlbaum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.