In deze zaak heeft [persoon A] zijn auto ter reparatie aangeboden bij [persoon B]. Na het uitvoeren van werkzaamheden, die [persoon A] betwist, weigert [persoon B] de auto af te geven op basis van een retentierecht. [persoon A] vordert afgifte van de auto en schadevergoeding, terwijl [persoon B] betaling van de factuur en stallingskosten vordert. De kantonrechter oordeelt dat [persoon B] zich terecht beroept op het retentierecht, waardoor de vorderingen van [persoon A] worden afgewezen. Ook de vorderingen van [persoon B] worden afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld wat er op 31 maart 2025 is afgesproken. De kantonrechter adviseert partijen om een minnelijke regeling te overwegen, gezien de impasse waarin zij verkeren. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.