ECLI:NL:RBROT:2025:7564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
25/4230, ROT 25/4427 en ROT 25/4429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake herverdeling terrasruimte voor restaurant

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een restaurant exploiteert, had een pleinterras van 155 m², maar het college van burgemeester en wethouders heeft de beschikbare terrasruimte herverdeeld, waardoor verzoekster nu een pleinterras van 109 m² heeft toegewezen gekregen. Verzoekster is het niet eens met deze beslissing en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij dit verzoek. Bovendien is niet gebleken dat de bestreden besluiten evident onrechtmatig zijn. Het verzoek is daarom afgewezen.

Het procesverloop begon met een brief van het college op 12 februari 2025 aan diverse ondernemers over de herverdeling van de pleinterrassen. Verzoekster, samen met twee derde partijen, diende een aanvraag in voor een pleinterras. Het college heeft op 24 april 2025 besluiten genomen over deze aanvragen, waartegen verzoekster bezwaar heeft gemaakt. Tijdens de zitting op 19 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij verschillende gemachtigden aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verkleining van het pleinterras van verzoekster mogelijk leidt tot een lagere omzet, maar er zijn geen aanwijzingen dat dit op korte termijn tot financiële problemen zal leiden. Ook de stelling van verzoekster dat er conflicten kunnen ontstaan met andere horeca-ondernemers is niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de besluiten van het college niet evident onrechtmatig zijn en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 25/4230, ROT 25/4427 en ROT 25/4429

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigden: mr. J.C.J. van den Assem en A. Menhart),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaats]

(gemachtigde: S. Blesch).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:

[derde partij 1] , uit [plaats]

(gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen)

[derde partij 2] , uit [plaats]

(gemachtigde: mr. J.R. van Manen).

Samenvatting

Verzoekster exploiteert een restaurant en beschikte over een pleinterras van 155 m². Het college heeft de beschikbare terrasruimte herverdeeld. Verzoekster heeft een pleinterras van 109 m² toebedeeld gekregen. Verzoekster is het hier niet mee eens en heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij dit verzoek. Daarnaast is niet gebleken dat de bestreden besluiten evident onrechtmatig zijn. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Procesverloop

1. Het college heeft op 12 februari 2025 een brief gestuurd aan diverse ondernemers over de (her)verdeling van de pleinterrassen aan [adres] in [plaats] . Ondernemers die in aanmerking willen komen voor een pleinterras, kunnen daarvoor een aanvraag indienen. Verzoekster, [derde partij 1] en [derde partij 2] hebben een aanvraag ingediend voor een pleinterras. Het college heeft met drie besluiten van 24 april 2025 op deze aanvragen beslist. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de aan haar, [derde partij 1] en [derde partij 2] toegekende pleinterrassen. Ook heeft zij aan de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen en de drie besluiten te schorsen.
2. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. [derde partij 1] en [derde partij 2] hebben ook schriftelijk gereageerd.
3. Verzoekster heeft bij de rechtbank ook nog financiële gegevens [1] ingediend, waarbij is aangegeven dat die gegevens niet door de andere partijen mogen worden bekeken. De rechter-commissaris heeft aanleiding gezien deze gegevens te beschouwen als te zijn ingediend op grond van artikel 8:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met een verzoek om beperkte kennisneming. Vervolgens heeft een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 8:29 van de Awb plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht. Dit betekent dat de andere partijen de gegevens niet te zien krijgen. Het college, [derde partij 1] en [derde partij 2] hebben de voorzieningenrechter geen toestemming verleend om de financiële gegevens mee te nemen in zijn beoordeling. De voorzieningenrechter heeft daarom geen kennis genomen van deze gegevens.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: één van de gemachtigden van verzoekster (A. Menhart) en [persoon A] (namens verzoekster), de gemachtigde van het college, [persoon B] (namens het college), de gemachtigde van [derde partij 1] , [persoon C] , [persoon D] (beiden namens [derde partij 1] ), de gemachtigde van [derde partij 2] en [persoon E] (namens [derde partij 2] ).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaken om?
5. Verzoekster exploiteert een restaurant aan [adres] in [plaats] . In januari 2014 heeft het college besloten tot een herverdeling van de terrassen op [adres] , in het kader waarvan nieuwe huurovereenkomsten aangegaan moesten worden en nieuwe exploitatievergunningen moesten worden verleend. In de aan verzoekster verleende exploitatievergunning van januari 2016 staat dat verzoekster een pleinterras heeft van ongeveer 155 m².
6. Met de bestreden besluiten heeft het college het pleinterras van verzoekster verkleind van 155 m² naar 109 m², het pleinterras van [derde partij 1] vergroot van 30 m² naar 50 m² en aan [derde partij 2] een pleinterras toegekend van 25 m². Verzoekster is het niet eens met deze besluiten. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de drie besluiten worden geschorst, zodat zij haar pleinterras van 155 m² voorlopig kan behouden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een besluit op zijn bezwaar- of beroepschrift.
9.1.
Het is op zichzelf niet onwaarschijnlijk dat de verkleining van verzoeksters pleinterras zal leiden tot een lagere omzet. Hierbij is ook van belang dat verzoekster een hoek van het pleinterras kwijtraakt aan [derde partij 1] . De voorzieningenrechter wil aannemen dat juist die hoek voor verzoekster van belang is als het gaat om de omzet. Voor de conclusie dat verzoekster daadwerkelijk op korte termijn in de financiële problemen komt door de verkleining van haar pleinterras, zoals zij heeft gesteld, ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat er geen aanwijzingen bestaan dat deze stelling op basis van de vertrouwelijke financiële gegevens (waarvan de voorzieningenrechter dus geen kennis heeft genomen) wel aannemelijk had kunnen worden. De vertrouwelijke informatie betreft (volgens verzoekster zelf) met name de verwachte omzetderving per tafel, maar zegt op zichzelf niets over de algehele financiële situatie van verzoekster. Verzoekster heeft, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat zij de beslissing op het bezwaarschrift niet zou kunnen afwachten.
9.2.
Verzoekster heeft ook naar voren gebracht dat zij een spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening omdat er anders mogelijk conflicten ontstaan tussen verzoekster en de andere horeca-ondernemers op [adres] . De voorzieningenrechter volgt verzoekster hierin niet en merkt op dat verzoekster hierbij zelf een grote verantwoordelijkheid heeft, zeker nu zij tot nu toe heeft geweigerd (voorlopig) uitvoering te geven aan de besluiten van 24 april 2025.
10. De voorzieningenrechter kan alsnog een voorlopige voorziening treffen als de besluiten evident onrechtmatig zijn. Dat dat het geval is, is echter niet gebleken.
10.1.
Volgens verzoekster is een herverdeling van haar pleinterras niet aan de orde. Zij stelt dat zij in januari 2016 een onherroepelijke exploitatievergunning heeft gekregen voor (onder meer) een pleinterras van 155 m². Nadien (in maart 2016) is de Terrassennota vastgesteld. Verzoekster is van mening dat zij valt onder de in de Terrassennota opgenomen overgangsregeling:
“Verleende vergunningen worden gerespecteerd voor de duur van die vergunning. […] Terrassen op grond van verleende en onherroepelijke vergunningen zijn in beginsel toegestaan tot er sprake is van een bedrijfsbeëindiging of ingeval er een andere eigenaar komt. Vanaf dat moment is het nieuwe beleid van toepassing.”
Volgens het college is het nooit de bedoeling geweest dat verzoeksters exploitatievergunning onder deze overgangsregeling zou vallen en kan verzoekster dit ook niet zo hebben begrepen. Naar voorlopig oordeel heeft het college hierin gelijk. Hierbij is van belang dat de met verzoekster gesloten huurovereenkomst dateert van november 2015, dus van kort vóór het verstrekken van de exploitatievergunning in januari 2016. In de huurovereenkomst staat:
“Huurder is ermee bekend en akkoord dat per 1 januari 2017, vervolgens 1 januari
2020 en daarna elke vijf jaar een herverdeling van terrasruimte kan plaatsvinden.”
Verzoekster was er dus van op de hoogte en is ermee akkoord gegaan dat er in 2025 een herverdeling van het pleinterras zou kunnen plaatsvinden. Verzoekster mocht er daarom naar voorlopig oordeel niet van uitgaan dat zij onder de overgangsregeling van de Terrassennota zou vallen en de haar verstrekte exploitatievergunning onherroepelijk zou zijn, nog afgezien van de vraag of die situatie zich zou verdragen met de Dienstenrichtlijn.
10.2.
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat [derde partij 2] niet voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor een pleinterras.
De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in dit standpunt. In bijlage 1 van de Terrassennota staan de criteria vermeld voor de verdeling van de terrasruimte aan [adres] in [plaats] . Zo houdt het college bij de toedeling van de terrasruimte onder meer rekening met het soort horeca en de openingstijden. De enkele omstandigheid dat [derde partij 2] een ‘lichtere’ horecagelegenheid is met bijvoorbeeld minder lange openingstijden dan verzoekster (of [derde partij 1] ), maakt niet dat zij in het geheel niet in aanmerking kan komen voor een pleinterras. Dit blijkt in ieder geval niet uit de Terrassennota. Dat er bij de toedeling rekening wordt gehouden met het soort horeca en de openingstijden, is tot uitdrukking gekomen in het feit dat [derde partij 2] een (veel) kleiner pleinterras heeft gekregen dan verzoekster.
10.3.
Tot slot ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de door het college gemaakte verdeling van de terrasruimte evident onrechtmatig te achten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Een overzicht van de bruto omzet per maand over 2024, tevens omzetderving ingeval de tafels gaan toebehoren aan nieuwkomer ‘ [derde partij 1] ’ en de bestaande ijssalon ‘ [derde partij 2] ’.