ECLI:NL:RBROT:2025:7545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/10/698892 / JE RK 25-888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 17 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2010, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 17 september 2025. De kinderrechter oordeelt dat deze verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de zorgen over de veiligheid in de thuissituatie van de ouders. Tijdens de zitting op 17 juni waren de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders beoordeeld, waarbij ook recente incidenten in de thuissituatie zijn meegenomen. De kinderrechter heeft besloten om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 12 september 2025, waarbij de gecertificeerde instelling verzocht is om uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage in te dienen over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/698892 / JE RK 25-888
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. S. Ben Ahmed, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 1 mei 2025;
  • de evaluatie van [jeugdhulp] , ontvangen op 28 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de advocaat van de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.1.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover (telefonisch) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. De kinderrechter heeft na de zitting [minderjarige] zelf telefonisch op de hoogte gebracht van de uitspraak, zoals zij dat had afgesproken.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een open groep van [jeugdhulp] .
2.3.
Bij beschikking van 17 december 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 17 december 2024 tot 17 december 2025. Tevens heeft de kinderrechter bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 25 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek ter zitting in die zin dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het (aangepaste) verzoek en licht dit als volgt toe. De afgelopen periode zijn de verloven van [minderjarige] bij de ouders uitgebreid van donderdag tot en met maandag. Afgelopen donderdag is de jeugdbeschermer op huisbezoek geweest om een inschatting te maken over de veiligheid in de thuissituatie. Dit naar aanleiding van een zeer recente melding van een huisverbod voor vader. De GI heeft hierbij het gevoel gekregen dat de moeder niet transparant was en veel dingen bagatelliseerde. De GI heeft ook met de kinderen gesproken. [minderjarige] gaf hierbij aan dat de ouders ruzie hadden en zijn zusje de politie had gebeld omdat zij bang waren dat de ruzie zou escaleren. Hierbij zou een televisie naar beneden zijn gevallen en hebben glasscherven het zusje van [minderjarige] geraakt. Mede gelet op dit incident is de verzochte verlenging noodzakelijk want de GI wil zorgvuldig en gefaseerd terugwerken naar een thuisplaatsing van [minderjarige] . Daarbij dient zijn veiligheid dan uiteraard wel zoveel als maar mogelijk te zijn gegarandeerd.
4.2.
Namens de moeder wordt door haar advocaat het volgende ter zitting naar voren gebracht. De moeder wil graag dat [minderjarige] weer volledig thuis komt wonen. Met de uitbreiding van de verloven woont [minderjarige] op dit moment al voor het grootste gedeelte thuis. Deze verloven verlopen goed en de moeder merkt dat [minderjarige] behoefte heeft om vaker te komen. Namens de moeder wordt gesteld dat het incident met de vader mede kwam door de hoge druk die het gezin ervaart met de uithuisplaatsing met [minderjarige] . Hierdoor lopen de spanningen hoger op. Desgevraagd wordt namens de moeder aangegeven dat het psychologisch onderzoek (PO) van [minderjarige] inmiddels is gestart, er gesprekken zijn geweest, en [minderjarige] op dit moment in de afrondende fase zit.
4.3.
Door de vader wordt het volgende ter zitting naar voren gebracht. De vader heeft spijt van het incident dat heeft plaatsgevonden. De vader geeft toe dat hij ruzie had met de moeder maar juist op het punt stond om weg te gaan in plaats van de confrontatie aan te gaan. Naast de hulp die de vader al van de kerk krijgt, staat de vader ook open voor alle hulpverlening die vanuit de jeugdbescherming geboden wordt. Desgevraagd geeft de vader aan dat hij niet denkt dat [minderjarige] graag thuis wil wonen juist omdat hij zich zorgen maakt over de thuissituatie. [minderjarige] wil gewoon naar huis terug.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
[minderjarige] is nog een jonge jongen die al veel te veel heeft meegemaakt. De kinderrechter ziet ouders die weliswaar veel van [minderjarige] houden, maar waarbij het niet is gelukt voldoende veiligheid en de basale zorg te bieden. Ondanks dat de ouders positieve stappen zetten, zijn er nog steeds zorgen over de veiligheid in de thuissituatie. Mede door de recente ruzie tussen de ouders, waarna het zusje van [minderjarige] de politie heeft gebeld en zij is geraakt door de (glasscherven van de) televisie zijn deze zorgen toegenomen. Positief is wel dat de vader de hulpverlening aanvaardt en ook zelf hulp vraagt wanneer er problemen zijn. Daarnaast is het positief dat de verloven van [minderjarige] naar huis zijn opgebouwd en deze goed lijken te gaan. De kinderrechter is vooralsnog van oordeel dat [minderjarige] zijn plek op de groep nodig heeft om tot rust te komen en te kunnen stabiliseren. [minderjarige] heeft eerder wel aangegeven dat hij graag weer volledig thuis wil wonen. De kinderrechter ziet dat op dit moment niet als een reële mogelijkheid. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden. De kinderrechter hoopt dat binnen deze drie maanden de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie voldoende kan worden gewaarborgd en de ouders de belangen van [minderjarige] weer op nummer één kunnen zetten. Het belang van [minderjarige] is leidend waar het gaat om de mogelijkheden van terugplaatsing.
5.3.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor na te noemen zittingsdatum via een briefrapportage haar,- met gelijktijdig afschrift naar de belanghebbenden en mr. S. Ben Ahmed-, te informeren over de dan stand van zaken en in hoeverre het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 17 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
12 september om 09:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
6.4.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P.G Rietbergen, kinderrechter;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. S. Ben Ahmed;
6.6.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voornoemde zittingsdatum en tijdstip;
6.7.
verzoekt de GIuiterlijk twee wekenvoor genoemde zittingsdatum (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden en mr. S. Ben Ahmed) de sub 5.3. verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. van de Griend als griffier, en op schrift gesteld op 25 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.