ECLI:NL:RBROT:2025:7541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
11683534 VV EXPL 25-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte na huurachterstand en gebreken aan het pand

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een bedrijfsruimte. De gedaagde, die sinds 1 maart 2025 een bedrijfsruimte huurt van de eiser, heeft gedurende vier maanden geen huur betaald en heeft een deel van de borgsom onbetaald gelaten. De eiser vordert betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en ontruiming van de bedrijfsruimte. De gedaagde beroept zich op gebreken aan het pand, maar heeft deze niet voldoende onderbouwd. Tijdens de zitting heeft de gedaagde zijn verweer gepresenteerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen en dat de gebreken niet afdoende zijn aangetoond. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, met uitzondering van de gevorderde contractuele boetes. De gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de huurachterstand, met bijkomende kosten. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11683534 VV EXPL 25-254
datum uitspraak: 2 juli 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. C.A. Gobbens,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 15 mei 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 18 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser] met zijn gemachtigde en [gedaagde] .

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 maart 2025 van [eiser] de bedrijfsruimte aan [adres] in [plaats 1] (hierna: de bedrijfsruimte). De huur is nu € 1.425,- per maand. [gedaagde] heeft sinds de aanvang van de huurovereenkomst geen huur betaald (maart tot en met juni 2025) en een deel van de borgsom onbetaald gelaten. De totale achterstand bedraagt op dit moment € 7.095,-. [eiser] eist dat [gedaagde] die achterstand aan hem betaalt met buitengerechtelijke incassokosten van € 300,- en boetes van € 900,-. Hij eist ook dat [gedaagde] de bedrijfsruimte ontruimt en dat hij tot en met de maand waarin de ontruiming zal plaatsvinden, de huur blijft betalen.
2.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de eis. Hij stelt dat hij de bedrijfsruimte heeft gehuurd met diverse gebreken (zoals een kapotte cv-ketel, verstopt riool en defect toilet) en dat [eiser] had beloofd deze te verhelpen, maar dat dat niet is gebeurd. Daardoor heeft hij veel kosten zelf moeten maken voor herstel. [gedaagde] stelt ook dat [eiser] zonder toestemming een energiecontract op zijn naam heeft afgesloten met een vervalste handtekening en dat hij daardoor ook opdraait voor de stroom van het naastgelegen pand.
2.3.
[eiser] betwist alles wat [gedaagde] ter zitting naar voren heeft gebracht, behalve het punt over het toilet. Volgens hem was daarover afgesproken dat [gedaagde] dit zelf zou repareren in ruil voor kwijtschelding van de huur over februari 2025.
2.4.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de eis wordt toegewezen, behalve de gevorderde contractuele boetes. Dit betekent dat [gedaagde] de bedrijfsruimte moet verlaten en dat hij € 7.095,- met bijkomende kosten aan [eiser] moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet worden meegewogen het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
3.2.
[eiser] heeft voldoende toegelicht dat hij een spoedeisend belang heeft om de bedrijfsruimte zo snel mogelijk beschikbaar te hebben. [gedaagde] heeft namelijk niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen.
Betalingsachterstand en ontruiming
3.3.
[gedaagde] heeft ter zitting de gestelde betalingsachterstand erkend. Daarmee staat vast dat hij de huur over maart tot en met juni 2025 niet heeft betaald, evenals de laatste termijn van de borgsom. Omdat [gedaagde] zijn verweren, waaronder de gestelde gebreken, niet op afdoende wijze heeft onderbouwd, zal de kantonrechter deze passeren. De door hem aangevoerde redenen ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichting, nog daargelaten dat opschorting dan wel verrekening op grond van de huurvoorwaarden is uitgesloten. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld om de betalingsachterstand van € 7.095,- te betalen.
3.4.
Gelet op de hoogte van de betalingsachterstand is het aannemelijk dat een rechter in een gewone procedure zal oordelen dat er voldoende grond is om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter zal daarom vooruitlopen op een gewone procedure en de gevorderde ontruiming toewijzen.
3.5.
Omdat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst verplicht is maandelijks de huur aan [eiser] te betalen, zal hij ook worden veroordeeld om vanaf juli 2025 tot en met de maand van ontruiming van de bedrijfsruimte per maand de huurprijs van € 1.425,- aan [eiser] te betalen.
Incassokosten
3.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 300,- zijn niet betwist en worden toegewezen omdat uit de huurvoorwaarden blijkt dat [gedaagde] minimaal dat bedrag verschuldigd is.
Geen boetes, wel rente
3.7.
De gevorderde contractuele boeterente wordt afgewezen. Omdat [gedaagde] de bedrijfsruimte moet verlaten, heeft deze boete haar prikkelende werking verloren. In plaats daarvan wordt de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toegewezen over de betalingsachterstand te berekenen vanaf de vervaldata van de huur- en borgtermijnen tot de dag dat volledig is betaald.
Proceskosten
3.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 149,02 aan dagvaardingskosten, € 257,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.084,02. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen nadat dit vonnis is betekend de bedrijfsruimte aan [adres] in [plaats 1] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
- € 7.095,- aan achterstallige huur- en borgtermijnen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag te berekenen vanaf de vervaldata van de huur- en borgtermijnen tot de dag dat volledig is betaald;
- € 300,- aan buitengerechtelijke incassokosten met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] vanaf juli 2025 tot en met de maand van ontruiming te betalen € 1.425,- per maand aan huur;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.084,02 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Gerritse en in het openbaar uitgesproken.
53954