ECLI:NL:RBROT:2025:7511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
10/021049-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor dit feit, en de rechtbank volgde dit oordeel zonder nadere motivering.

Voor het tweede ten laste gelegde feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, heeft de verdachte bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 januari 2025 een omgebouwde alarmrevolver en munitie in zijn bezit had. Dit feit is bewezen verklaard, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder al een veroordeling voor het overtreden van de Wet wapens en munitie gehad, wat als strafverzwarend is meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen die zich in het geding hadden gevoegd, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van het eerste feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen op nihil vastgesteld, aangezien er geen inhoudelijke beslissing over de schadevergoeding is genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/021049-25
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 18 januari 2025 te [plaats 1]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een omgebouwde alarmrevolver, van het merk/model: BBM Olympic 38
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten
- 16 kogelpatronen van het kaliber .22 en- 11 kogelpatronen van het merk: Luger, kaliber: 9 millimeter
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie. Het vuurwapen is aangetroffen in een schoudertasje dat aan de deurklink van de balkondeur van de slaapkamer van de verdachte hing. Kort daarvoor lag het schoudertasje op een tafeltje in zijn slaapkamer. Ook de bijbehorende munitie is in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen. Dat de verdachte een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad in de woning van zijn moeder waar ook zijn drie (zeer) jonge zusjes wonen was levensgevaarlijk. Het is niet ondenkbaar dat één van de zusjes, die naar zijn zeggen geregeld op zijn kamer kwamen, dit vuurwapen zou vinden en ermee was gaan rommelen met alle gevolgen van dien. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan en dat komt ook in de strafmaat tot uiting.
Meer in het algemeen brengt het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en versterkt in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. De ervaring leert dat het bezit van vuurwapens al snel kan leiden tot het gebruik ervan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het overtreden van de Wet wapens en munitie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met een aantal factoren. Allereerst is de verdachte eerder veroordeeld voor het overtreden van de Wet wapens en munitie. Deze veroordelingen zagen weliswaar op steekwapens, maar dat de verdachte, ondanks deze veroordelingen, nu de stap naar het bezit van een vuurwapen met heeft gemaakt is verontrustend. Daar komt bij dat het vuurwapen geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed was. Bovendien werden het vuurwapen en de bijbehorende munitie bewaard in de omgeving van (zeer) jonge kinderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.429,33 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.429,33 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
De rechtbank heeft in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen over de gevorderde schadevergoeding.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. A.M.H. Geerars en J.W. Tegenbosch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker en R.A. Caupain, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op 26 oktober 2024 te [plaats 2] ,
aan/bij een woning gelegen aan [adres 2] ,
(bewoond door [benadeelde partij 1] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht immers heeft verdachte
een stuk zwaar (illegaal) vuurwerk (cobra), althans een explosief aangebracht op een
ruit/raam van voornoemde woning of (zeer) nabij een ruit/raam van voornoemde
woning neergelegd/geplaatst en/of
(vervolgens) dit explosief aangestoken, in elk geval tot ontploffing gebracht, terwijl
daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemde woning en de in
deze woning aanwezige goederen en voor de naastgelegen panden en de
aldaar aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een)
ander(en), te weten voor de personen aanwezig in voornoemde woning en de
aanwezige personen in de naastgelegen/omringende woningen,
te duchten was;
2.
hij
op of omstreeks 18 januari 2025 te [plaats 1]
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een omgebouwde (gas/alarm)revolver, van het merk/model: BBM Olympic 38
zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie
in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet
wapens en munitie, te weten
- 16 kogelpatronen van het kaliber .22 en/of
- 11 kogelpatronen van het merk: Luger, kaliber: 9 millimeter
voorhanden heeft gehad.