Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw M. Ates, tolk;
- mevrouw [naam verweerster] , verweerster;
- mr. R.G. Vijlbrief, advocaat van verweerster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 23 mei 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 2 juni 2025 bepaald. Tijdens de zitting is verzoeker vertegenwoordigd door zijn advocaat, Mr. A. Karacelik, die telefonisch aanwezig was. Verweerster, vertegenwoordigd door haar advocaat Mr. R.G. Vijlbrief, heeft het verzoek betwist. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij de huurovereenkomst met verweerster betwist en dat hij werkzaamheden voor verweerster heeft verricht waarvoor hij een factuur heeft gestuurd. Verweerster heeft echter gesteld dat de huurovereenkomst van rechtswege is geëindigd en dat verzoeker de woning zonder recht of titel bewoont. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de voorwaarden voor het verlenen van een moratorium op basis van artikel 287b Fw niet zijn vervuld, omdat de huurovereenkomst is geëindigd en verzoeker geen huurbetalingen meer heeft verricht. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject niet op korte termijn zal zijn afgerond. De beslissing is op 12 juni 2025 openbaar uitgesproken door rechter W.J. Roos-van Toor.