ECLI:NL:RBROT:2025:7378

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
71.173997.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor strafbare voorbereiding en witwassen, bewezenverklaring van vuurwapenbezit en cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder de voorbereiding van diefstal met geweld, afpersing, witwassen van een aanzienlijk geldbedrag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er aanwijzingen waren voor een misdadig doel, niet kon worden vastgesteld welk specifiek doel de verdachte en zijn medeverdachten voor ogen hadden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van strafbare voorbereiding en witwassen van € 136.000, omdat niet bewezen kon worden dat het om echte bankbiljetten ging. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden had, evenals een hoeveelheid cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de feiten strafbaar waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor strafbare feiten en de bescherming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.173997.24
Datum uitspraak: 19 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] [postcode] [woonplaats] (detentieadres),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. M. van der Zwan en C. Goedegebuure, hierna gezamenlijk: de officier van justitie, hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De voorbereiding van diefstal met geweld en/of afpersing zoals onder 1 ten laste gelegd kan wettig en overtuigend bewezen worden. De voorwerpen die in de tenlastelegging zijn opgenomen zijn aangetroffen onder de verdachte en de drie medeverdachten.
De voorwerpen staan over en weer op de tenlasteleggingen, omdat van medeplegen uit wordt gegaan en daarmee het voorhanden hebben van de voorwerpen iedere verdachte evenzeer wordt aangerekend. De voorwerpen kunnen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor het misdadig doel dat de verdachten met het gebruik daarvan voor ogen hadden, te weten diefstal met geweld en/of afpersing. Dat zij met de voorbereiding van dergelijke misdrijven bezig waren, blijkt naast de voorwerpen die zij voorhanden hadden, ook uit de stelselmatige observaties van verschillende personen en uit de inhoud van de telefoons van de verdachten.
Dat de verdachten slechts observeerden om vervolgens, als de observaties daar aanleiding toe gaven, zonder geweld goederen van die personen afhandig te kunnen maken, is niet aannemelijk geworden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling
Voor voorbereiding van een misdrijf als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in die bepaling omschreven voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht.
Uit het procesdossier en de behandeling ter terechtzitting volgt dat de verdachte en twee van zijn medeverdachten een aantal personen gedurende enige tijd hebben geobserveerd. Dit gebeurde voornamelijk met behulp van trackers die zij plaatsten onder auto’s en het volgen van deze auto’s. Van personen die zij observeerden en volgden werden foto’s en video’s gemaakt. Ook werden er foto’s en video’s gemaakt van de voertuigen en de woningen en/of straten van die personen. Dit is door de politie opgemerkt, waarna de politie de verdachten zelf enige tijd is gaan observeren, waarna de woningen en voertuigen van de verdachten zijn doorzocht. Hierbij zijn op verschillende locaties de voorwerpen aangetroffen die zijn opgenomen in de tenlastelegging, zoals vuurwapens, bivakmutsen, handschoenen, spycams en GPS-trackers.
Uit verklaringen van verdachten kan worden afgeleid dat het volgen van personen en de observaties – aan de hand van tips die zij kregen – er hoogstens toe zouden dienen om vast te stellen of die personen in verdovende middelen zouden handelen. De bedoeling was om, als de tip klopte, deze verdovende middelen geweldloos afhandig te maken en voor eigen gewin te verkopen. Om te beoordelen of die tips klopten, werden die personen eerst een tijdje geobserveerd. In alle gevallen concludeerden zij na verloop van tijd dat de observaties niets opleverden en stopten zij de observatie.
Gelet op die observaties, de foto’s en de video’s op telefoons van verdachten en de verklaringen die zij hebben afgelegd, gaat de rechtbank er in de meeste gevallen waarop de tenlastelegging ziet, vanuit dat de observaties en het volgen van personen een misdadig doel hadden. Ook de bij de doorzoekingen aangetroffen voorwerpen zouden naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig kunnen zijn aan een misdadig doel.
Maar, en daar gaat het in de kern om, het is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat – kort gezegd – die observaties waren gericht op diefstal met geweld of afpersing, noch dat het opzet van de verdachten inderdaad was gericht op het begaan van (een van) deze misdrijven. Geen van de verdachten verklaart dit, en andere bewijsmiddelen waaruit dit volgt, ontbreken in het dossier. De strafbare voorbereiding zoals ten laste gelegd kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4
4.2.1.
Standpunt officie van justitie
In de telefoon van de verdachte zijn foto’s aangetroffen van stapels briefgeld. Uit het dossier volgt in voldoende mate dat de verdachte dat geld voorhanden heeft gehad. Door een medewerker van het Nationaal Analyse Centrum van de Nederlandse Bank is een schatting gemaakt hoeveel geld zichtbaar is op de foto’s. Dat komt neer op een bedrag van minimaal € 136.000. De verdachte heeft verklaard dat het imitatiegeld betrof. Het openbaar ministerie acht die verklaring ongeloofwaardig, en een andere verifieerbare, niet hoogst onwaarschijnlijke uitleg is achterwege gebleven. Witwassen van € 136.000 kan daarmee bewezen worden verklaard.
4.2.2.
Standpunt verdediging
Er is geen bewijs dat het op de foto’s om echt geld gaat. De verdachte heeft verklaard dat het om imitatiegeld ging, gebruikt in het kader van een videoclip. Daar komt nog het volgende bij. De verdenking witwassen berust op drie foto’s in het dossier waarop stapels bankbiljetten te zien zijn. De verdachte is slechts op één van de drie foto’s zichtbaar. De stapels bankbiljetten op de andere 2 foto’s kunnen niet met de verdachte in verband worden gebracht. Op de foto van de stapel biljetten waarop ook de verdachte te zien is, wordt naar schatting een bedrag van € 47.000 waargenomen. Deze schatting is gedaan op basis van één enkel beeld, zonder zicht op het volledige aantal biljetten, zonder serienummers en zonder aanvullend forensisch onderzoek. De kwaliteit van de afbeelding is bovendien matig. De verklaring van de verdachte is niet op voorhand onaannemelijk en op basis van het dossier kan iets anders niet worden vastgesteld. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 4.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank kan op basis van de foto’s van de biljetten in het dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat het om echte bankbiljetten gaat. De kwaliteit van de foto’s is slecht en op de biljetten zijn geen serienummers waar te nemen, of iets anders waaruit blijkt dat het om originele bankbiljetten gaat. Ander bewijs dat het om echt geld gaat is niet voorhanden zodat reeds daarom niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van witwassen van dat geld.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend.
Feit 2 zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Voor feit 3 geldt het volgende. Gelet op de stellige en gemotiveerde verklaring van de verdachte op de zitting dat de witte stof die hij naar eigen zeggen voor een hem bekende drugsdealer in bewaring had genomen cocaïne is, en het gegeven dat dit wordt ondersteund door de indicatieve test, is in dit geval daarmee, anders dan door de raadsman bepleit, wettig en overtuigend bewezen dat het hierbij inderdaad om cocaïne gaat.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Voor feit 2 heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, nu de verdachte dit feit heeft bekend en er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Voor feit 3 is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen uitgewerkt. Op grond van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 1 oktober 2024 te Purmerend,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, model 60, van het
kaliber.38 special, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
en munitie van categorie III, te weten zes.38 special kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot , voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 1 oktober 2024 te Purmerend opzettelijk aanwezig
heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overwegingen
De verdediging heeft strafvermindering bepleit als compensatie voor een geconstateerd vormverzuim en zij heeft daarvoor het volgende aangevoerd. Uit het Landeck-arrest volgt dat, indien er bij onderzoek aan een telefoon van de verdachte sprake is van meer dan een beperkte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer, in beginsel betrokkenheid van een rechter-commissaris is vereist. Uit het dossier blijkt dat de telefoon van de verdachte is uitgelezen, terwijl nergens uit blijkt dat voor dit onderzoek een machtiging van de rechter-commissaris is verkregen (op basis van een vordering van de officier van justitie). Daarmee is niet voldaan aan de wettelijke waarborgen die hiervoor gelden en dat maakt dat het bewijs op dat punt onrechtmatig is verkregen. Hiermee is inbreuk gemaakt op het recht op privacy van de verdachte, zoals beschermd in artikel 8 EVRM.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er bij het onderzoek aan mobiele telefoons sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv vanwege het ontbreken van een in dit geval vereiste machtiging daartoe van de rechter-commissaris. Daaraan doet niet af dat, zoals de officier van justitie heeft opgemerkt, de officier van justitie voor dat onderzoek weldegelijk toestemming heeft gegeven, ook al blijkt dat niet uit enig schriftelijk stuk.
Het nadeel dat door het vormverzuim is geleden is een zekere mate van inbreuk op de privacy van de verdachte. Gesprekken of informatie die de persoonlijke levenssfeer van de verdachte betreft zijn in dit dossier echter zeer beperkt. De inbreuk kan daarmee als relatief gering worden bestempeld en de rechtbank is daarom van oordeel dat met de constatering van het vormverzuim kan worden volstaan.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen en daarbij behorende munitie voorhanden gehad en hij heeft een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad die hij naar eigen zeggen voor een dealer gedurende diens vakantie in bewaring had genomen om het risico op diefstal daarvan te verkleinen. Deze spullen bewaarde hij in de woning van zijn moeder waar hij tot zijn detentie woonde.
Algemeen bekend is dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik van het vuurwapen, met ernstige gevolgen voor anderen. Het bezit hiervan is om die reden maatschappelijk volstrekt onaanvaardbaar. De combinatie van het bezit van een vuurwapen en het bezit van verdovende middelen levert in het bijzonder grote risico’s op voor de maatschappij. Verder is algemeen bekend dat het (frequente) gebruik van drugs de gezondheid van personen kan schaden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2025 van de verdachte volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage Reclassering
GGZ Reclassering Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 mei 2025. Dit rapport houdt - zeer kort samengevat - het volgende in. De reclassering ziet bij de verdachte risico’s op het gebied van dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en psychsociaal functioneren. Bij een veroordeling acht de reclassering begeleiding van de verdachte geïndiceerd. De verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn daaraan mee te werken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank hierna te noemen straf passend en geboden. Daarnaast ziet de rechtbank geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel.

8.Inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officieren van justitie
De twee inbeslaggenomen weegschalen en sealapparaten en het gps-baken moeten worden verbeurd verklaard en de cocaïne, de munitie en het vuurwapen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
De twee inbeslaggenomen weegschalen en sealapparaten zullen worden verbeurd verklaard omdat deze toebehoorden aan de verdachte en het voorwerpen betreft met behulp van welke het feit onder 3 waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is begaan.
Het inbeslaggenomen vuurwapen, de munitie en de cocaïne zullen worden onttrokken aan het verkeer omdat die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en het zijn voorwerpen met betrekking tot welke de feiten onder 2 en 3 waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn begaan.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen GPS-baken zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 Sr., de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor feit 3:
  • 1 STK Gereedschap [beslagnummer 8];
  • 1 STK Weegschaal [beslagnummer 9];
  • 1 STK Weegschaal [beslagnummer 11];
- verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 6 STK Munitie [beslagnummer 19];
  • 1 STK Wapen [beslagnummer 15];
  • 1 STK Drugs [beslagnummer 16];
  • 1 STK Drugs [beslagnummer 17];
  • 1 STK Drugs [beslagnummer 18];
- gelast de
teruggave aan verdachte van:
1 STK Gereedschap [beslagnummer 12].
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2024 tot en met 1 oktober 2024
te Purmerend en/of Bodegraven en/of Rotterdam en/of Katwijk aan Zee
en/of Badhoevedorp en/of Lisserbroek en/of Heerhugowaard, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het plegen van een misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten diefstal met geweld (artikel 312 WvSr) en/of afpersing
(artikel 317 WvSr),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of
ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- één of meerdere personenauto’s, te weten:
* een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer 1] en/of
* een Volkswagen Up met kenteken [kentekennummer 2] en/of
* een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer 3] en/of
* een Mini Countryman Cooper met kenteken [kentekennummer 4] en/of
* een motorfiets BMW GS 1250 met kenteken [kentekennummer 5]
en/of
- één of meerdere telefoons, te weten:
* een Apple Iphone 13 pro en/of een Samsung (in gebruik bij [verdachte] )
en/of
* een Iphone 13 pro met IMEI [IMEI-nummer 1] en/of een telefoon met
IMEI [IMEI-nummer 2] (0) en/of een Apple iPhone 13 pro max met IMEI
[IMEI-nummer 3] (1) (in gebruik bij [medeverdachte 1] ) en/of
* een telefoon met IMEI [IMEI-nummer 4] (4) (in gebruik bij [medeverdachte 2] ),
met daarop een of meer applicaties (apps) waarmee voertuigen die zijn
voorzien van een GPS tracker en/of een peilbaken, althans
plaatsbepalingsapparatuur, kunnen worden gevolgd en/of met daarop
(chat)berichten bevattende overleg en/of gesprekken tussen verdachte
en (een) medeverdachte(n) en/of derden, over het kopen en/of lenen
en/of leveren van wapens en/of over het kopen en/of gebruik van gps
trackers en/of over het plegen van (een) overval(len) en/of het plaatsen
van gps trackers en/of het kopen van draadloze camera’s en/of
met daarop foto’s, althans afbeeldingen, van personen en/of voertuigen
en/of woningen en/of locaties en/of persoonsgegevens en/of
adresgegevens
en/of
- één of meerdere GPS trackers (merk TK Star) en/of peilbakens, alhans
plaatsbepalingsapparatuur, en/of
- drie, althans één of meer vuurwapens (te weten een Smith & Wesson
en/of twee Glocks) en/of bijbehorende munitie en/of
- twee, althans één of meerdere spionagecamera’s (spycams) en/of
- één of meerdere bivakmutsen en/of één of meerdere handschoenen
en/of een gezichtsbedekkende sjaal en/of
- een Post-NL jas en/of
- een wapenstok en/of
- één of meerdere lockpicks en/of
- een kogelwerend vest,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Purmerend,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver, van het merk Smith & Wesson, model 60, van het
kaliber .38 special, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver
en/of munitie van categorie III, te weten, zes, in ieder geval één of
meerdere, .38 special kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot en/of
een CBC 9x17 mm kogelpatroon, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Purmerend opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer één kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2024 tot en 23 mei 2024 , te
Nederland,
een contant geldbedrag van ongeveer 136.000 euro, althans een groot
contant geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit
enig (eigen) misdrijf;