In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoeker met meerdere schuldeisers. De verzoeker, die op een geheim adres woont, heeft een schuld van in totaal € 218.083,02 bij negentien schuldeisers, waarvan één preferente en achttien concurrente schuldeisers. De verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 0,80% aan de preferente schuldeisers en 0,40% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker zich in een moeilijke situatie bevond, met een turbulente periode achter de rug, waaronder dakloosheid en gezondheidsproblemen. Hij heeft inmiddels een betaalde baan als conciërge op een basisschool en is gemotiveerd om zijn schulden aan te pakken.
De schuldeiser die niet instemt met de regeling, heeft een vordering van € 15.608,56, wat 7,16% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de schuldeiser die zich verzet tegen de regeling. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is en dat de belangen van de verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de schuldeiser die weigert in te stemmen. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan de schuldeiser opgelegd, maar deze zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en de verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan.