Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- de heer [persoon B] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 23 april 2025 een verzoekschrift ingediend om een moratorium van zes maanden te verkrijgen, zodat hij de tijd krijgt om zijn schulden te regelen. Tijdens de zitting op 2 juni 2025 is gebleken dat verzoeker inmiddels weer fulltime werkt en dat de huur over de maanden april, mei en juni 2025 is voldaan. Verweerster, de verhuurder, heeft bevestigd dat zij bereid is om verzoeker een kans te geven, mits de huur tijdig wordt voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning van verzoeker was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en besloten dat het belang van verzoeker om in de huurwoning te blijven zwaarder weegt. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.