In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die een aanbod deed voor een schuldregeling aan haar schuldeisers. Verzoekster had zeventien schuldeisers, met een totale vordering van € 24.582,15. Het aangeboden akkoord hield in dat de preferente schuldeisers 8,65% en de concurrente schuldeisers 4,33% van hun vordering zouden ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeiser Autohopper Fleet B.V. niet instemde met de aangeboden regeling, ondanks dat zestien andere schuldeisers dat wel deden. De rechtbank heeft de situatie van verzoekster beoordeeld, waarbij werd opgemerkt dat zij recent een betaalde dienstbetrekking had gevonden en haar financiële situatie verbeterde. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen dat de afloscapaciteit van verzoekster blijvend was en oordeelde dat het aanbod niet het maximaal haalbare was. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Autohopper Fleet, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigde, zwaarder wogen dan die van verzoekster. Daarom werd het verzoek om Autohopper Fleet te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.