ECLI:NL:RBROT:2025:7345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
10/019040-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vriend-in-nood-fraude met identiteitsgegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van het ontvangen en in bezit hebben van scripts voor vriend-in-nood-fraude, alsook van identiteitsbewijzen en persoonsgegevens van anderen. De verdachte had meerdere scripts ontvangen en in zijn bezit gehad, die bestemd waren voor het plegen van oplichting. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 41 dagen en een taakstraf van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gegevens die hij in zijn bezit had, door misdrijf waren verkregen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de documenten op zijn telefoon. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 41 dagen op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn werk als beveiliger.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/019040-25
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Kodrzycki heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest en oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de telefoon van de verdachte heimelijk gebruikt met als doel zijn eigen gegevens, te weten lijsten met namen, scripts en crypto rekeningen veilig te stellen dan wel een back-up te hebben. Hoewel de verdachte de eigenaar is van de in beslag genomen iPhone 14, wist hij niet dat de scripts, foto's van legitimatiebewijzen, en leadslijsten met niet-openbare gegevens op zijn telefoon stonden.
4.1.2.
Beoordeling
Op de telefoon van de verdachte zijn zogenoemde leadlijsten met niet-openbare gegevens, afbeeldingen van identiteitskaarten en scripts voor het plegen van vriend-in-nood fraude aangetroffen. Deze documenten en afbeeldingen stonden in chats met de medeverdachte op Telegram, in de map afbeeldingen en in meerdere sms-berichten. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de telefoon onder meer gebruikte om contact te onderhouden met zijn vrienden en om via Telegram naar muziek te luisteren. Omdat de belastende gegevens zijn aangetroffen op plekken in de telefoon die de verdachte gebruikte, moet de verdachte de afbeeldingen en documenten gezien hebben. Het door de verdachte geschetste scenario dat de medeverdachte de telefoon telkens heimelijk heeft gebruikt dan wel heeft geleend en alleen hij afwist van het bestaan van de documenten en afbeeldingen is niet aannemelijk geworden.
Gelet op de duidelijke inhoud van de scripts en het aantreffen daarvan in combinatie met andere documenten en afbeeldingen, kan het niet anders zijn geweest dan dat de verdachte wist dat deze scripts bestemd waren tot het plegen van oplichting. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, gelet op de hoeveelheid aangetroffen gegevens en de combinatie van aangetroffen leadlijsten en afbeeldingen van identiteitsbewijzen, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze niet-openbare gegevens door misdrijf waren verkregen.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 15 februari 2023 tot en met 28 april 2024 te Rotterdam, , een of meer gegevens, te weten meerdere scripts voor het plegen/verrichten van (zogeheten) vriend-in-nood-fraude, heeft ontvangen, en voorhanden heeft
gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van oplichting
terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
2.
hij in de periode van 15 februari 2023 tot en met 28 april 2024 te Rotterdam, , ,
niet-openbare gegevens, te weten foto's van legitimatiebewijzen, en meerdere leadslijsten met een grote hoeveelheid
- namen,
- geboortedata,
- adressen,
- e-mailadressen,
- telefoonnummers, en
- bankrekeningnummers,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. gegevens ontvangen en voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een misdrijf omschreven in artikel 326 voor zover het feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument

2. niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meerdere scripts voor het plegen van (zogeheten) vriend-in-nood-fraude ontvangen en in zijn bezit gehad. Dat zijn documenten, waarop in verschillende talen gesprekken zijn uitwerkt, die worden gebruikt bij oplichting. Hoewel de verdachte de scripts niet zelf heeft gebruikt om op te lichten, heeft hij wel bijgedragen aan de instandhouding van een crimineel systeem dat dit soort oplichtingen mogelijk maakt. Daarnaast heeft hij foto’s van identiteitsbewijzen van anderen en leadlijsten met persoonsgegevens voorhanden gehad. Die gegevens zijn bij uitstek niet bedoeld om openbaar te worden. De verdachte wist of kon vermoeden dat deze gegevens illegaal waren verzameld en daarmee van een misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft hier geen enkel oog voor gehad. Dat geldt ook voor de financiële schade bij mogelijk toekomstige slachtoffers van vriend-in-nood-fraude en het leed en ongemak waarmee deze slachtoffers worden opgezadeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 28 april 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat de verdachte met zijn tweelingbroer bij hun moeder in huis woont. De verdachte werkt als beveiliger bij de gemeente Rotterdam en heeft geen financiële problemen. Er zijn geen aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk, middelengebruik en psychosociaal functioneren. De reclassering ziet geen noodzaak voor de toepassing van bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast wordt een (deels voorwaardelijke) taakstraf opgelegd. Daarbij is rekening gehouden met zijn blanco justitiële documentatie. Ook is meegewogen dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 139g, 234 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 41 (eenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte,
groot 20 (twintig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 mei 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2023 tot en met 28 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer gegevens, te weten meerdere scripts voor het plegen/verrichten van (zogeheten) vriend-in-nood-fraude, heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd, heeft verspreid, anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft
gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van oplichting
en/of diefstal door middel van een valse sleutel, in elk geval een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2023 tot en met 28 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens, te weten foto's van legitimatiebewijzen, en/of meerdere leadslijsten met een grote hoeveelheid
- namen,
- geboortedata,
- adressen,
- e-mailadressen,
- telefoonnummers, en/of
- bankrekeningnummers,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.