ECLI:NL:RBROT:2025:7327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/10/695420 / HA ZA 25-206
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze in maritieme dienstverlening

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap HEBO Maritiemservice B.V. en een rechtspersoon naar buitenlands recht, gevestigd in België. HEBO vordert betaling van een factuur van € 108.168,75 van de gedaagde, die een aannemer is gespecialiseerd in infrastructuurwerken. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of zij internationaal bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, gezien de gedaagde buiten Nederland is gevestigd. HEBO beroept zich op een forumkeuzebeding in haar algemene voorwaarden, terwijl de gedaagde stelt dat haar eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn, inclusief een forumkeuze voor de rechtbank in Antwerpen. De rechtbank onderzoekt of er sprake is van een geldige forumkeuze volgens artikel 25 van de Brussel I bis verordening. De rechtbank concludeert dat er een wilsovereenstemming is over de forumkeuze in de algemene voorwaarden van HEBO, waardoor zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De vordering van de gedaagde om de rechtbank onbevoegd te verklaren wordt afgewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/695420 / HA ZA 25-206
Vonnis in incident van 25 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEBO MARITIEMSERVICE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.J. Hoepel te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te Wuustwezel. België,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.C. Hansen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna HEBO en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 december 2024, met producties 1 tot en met 16;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
HEBO vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan HEBO van:
een bedrag van € 108.168,75;
de wettelijke handelsrente over dit bedrag ex artikel 4.8 van de Algemene Voorwaarden van HEBO dan wel de wettelijke rente over dit bedrag ex artikel 6:119 BW, vanaf 26 april 2024 dan wel vanaf de dag van deze dagvaarding tot de dag van de volledige betaling;
de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 4.8 van de Algemene Voorwaarden van HEBO, door HEBO vastgesteld op € 16.225,31 dan wel een zodanig bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met € 92,00, indien het vonnis moet worden betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag van de volledige betaling.
2.2.
HEBO is een bedrijf dat is gespecialiseerd in maritieme dienstverlening, waaronder bergingen en bijzonder transport. [gedaagde] is een aannemer die is gespecialiseerd in infrastructuurwerken. Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor het beschikbaar stellen van drie pontons en slepers door HEBO aan [gedaagde] . HEBO vordert in deze zaak betaling van een door haar aan [gedaagde] verzonden factuur ter zake van deze werkzaamheden.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van HEBO kennis te nemen, met veroordeling van HEBO in de proceskosten van het incident.
3.2.
HEBO voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] , voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, in de proceskosten van het incident.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat [gedaagde] buiten Nederland haar woonplaats heeft. De rechtbank moet daarom ambtshalve onderzoeken of zij internationaal bevoegd is.
4.2.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (Brussel I bis) die aanhangig is gemaakt na 10 januari 2015, het tijdstip van inwerkingtreding van Brussel I bis, is deze verordening materieel en temporeel van toepassing. Brussel I bis is ook formeel van toepassing, omdat de gedaagde in deze zaak, [gedaagde] , woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat.
4.3.
De internationale bevoegdheid van deze rechtbank dient derhalve vastgesteld te worden aan de hand van Brussel I bis; als deze rechtbank geen internationale bevoegdheid kan ontlenen aan Brussel Ibis-Vo, dan is zij onbevoegd. Zie artikel 5 lid 1 Brussel I bis.
4.4.
[gedaagde] heeft woonplaats buiten Nederland. Reeds daarom kan de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht ontlenen aan de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Brussel I bis dat de gerechten van die lidstaat rechtsmacht hebben op het grondgebied waarvan de gedaagde zijn woonplaats heeft.
4.5.
Vervolgens rijst de vraag of deze rechtbank bevoegd is op grond van een forumkeuze. HEBO beroept zich namelijk op het forumkeuzebeding voor deze rechtbank in artikel 13.3 van haar algemene voorwaarden (‘Algemene Voorwaarden HEBO’), stellende dat dat beding tussen partijen is overeengekomen. [gedaagde] betwist (i) dat een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam tussen partijen is overeengekomen en (ii) dat de algemene voorwaarden van HEBO van toepassing zijn. Volgens [gedaagde] zijn haar eigen algemene voorwaarden (‘Algemene Voorwaarden voor Onderaanneming van [gedaagde] NV’) van toepassing, inclusief het daarvan deel uitmakende forumkeuzebeding voor de rechtbank te Antwerpen in artikel 18 van die algemene voorwaarden.
4.6.
Gesteld noch gebleken is dat HEBO en/of [gedaagde] een forumkeuzebeding expliciet onder de aandacht hebben/heeft gebracht van de andere partij. Wat wél in deze zaak speelt, is een
battle of forms, waarbij partijen over en weer verwijzen naar hun eigen algemene voorwaarden waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, een forumkeuzebeding voor deze rechtbank respectievelijk een forumkeuzebeding voor de rechtbank in Antwerpen.
4.7.
HEBO beroept zich op het forumkeuzebeding in artikel 13.3 van haar algemene voorwaarden. Dat forumkeuzebeding luidt als volgt:
“Alle geschillen tussen HEBO en Wederpartij worden exclusief voorgelegd aan de Rechtbank Rotterdam.”
4.8.
Brussel I bis bevat in artikel 25 Brussel I bis een eigen regeling met eigen criteria voor de rechtsgeldigheid van een uitdrukkelijke forumkeuze. Deze regeling is ook van toepassing op een forumkeuze die is opgenomen in algemene voorwaarden.
4.9.
Artikel 25 Brussel I bis luidt – voor zover in deze zaak relevant – als volgt:
1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
2. Als „schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt.
[..]
5. Een beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van een overeenkomst, wordt aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst.
De geldigheid van het beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht kan niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is.
4.10.
Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en van zijn rechtsvoorganger (het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, HvJEG) (onder andere arresten van 14 december 1976, 24/76 - RÜWA/Colzani, Jur. 1976, p. 1831; 14 december 1976, 25/76 - Segoura/Bonakdarian, Jur. 1976, p. 1851; 11 november 1986, 313/85 - Iveco/Van Hool, Jur. 1986, p. 3337; 20 februari 1997, C-106/95 - MSG/Les Gravières Rhénanes, Jur. 1997, p. I-911; 7 juli 2016, C-222/15 - Höszig Kft./Alstom Power Termal Services, ECLI:EU:C:2016:525) volgt dat artikel 25 Brussel I bis (in navolging van artikel 17 EEX-verdrag en artikel 23 Brussel I) autonoom dient te worden uitgelegd en dat uit die uitleg voortvloeit dat de aangezochte rechter verplicht is in de eerste plaats te onderzoeken of het beding dat hem (on)bevoegd verklaart, daadwerkelijk het voorwerp is geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a tot en met c Brussel I bis ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. Derhalve dient de rechtbank te onderzoeken of tussen HEBO en [gedaagde] zodanige wilsovereenstemming is ontstaan over de onderhavige forumkeuze.
4.11.
Partijen hebben niet eerder zaken met elkaar gedaan (waarin het gebruik van algemene voorwaarden aan de orde is geweest).
4.12.
In de onderhavige zaak, waarin, als gezegd, een
battle of formsaan de orde is, rijst de vraag of primair aan de hand van artikel 25 Brussel I bis moet worden bepaald of sprake is van een geldige forumkeuze, of dat eerst overeenkomstig het toepasselijke recht moet worden vastgesteld welke algemene voorwaarden van toepassing zijn, en dus welk forumkeuzebeding aan de orde is, waarna vervolgens aan de hand van artikel 25 moet worden bepaald of sprake is van een geldige forumkeuze. Uit het hierboven in r.o. 4.10 genoemde Höszig-arrest kan worden afgeleid dat primair aan de hand van artikel 25 Brussel I bis moet worden bepaald of sprake is van een geldige forumkeuze (vgl. gerechtshof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1120).
4.13.
In randnummer 5 van de dagvaarding stelt HEBO het volgende – weergegeven voor zover van belang:
“Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van HEBO van toepassing. De overeenkomst en de door [gedaagde] ondertekende Algemene Voorwaarden van HEBO worden overgelegd als productie I.”.
In randnummer 43 van de dagvaarding stelt HEBO vervolgens nog het volgende – weergegeven voor zover van belang:
“Partijen hebben een rechtsgeldige forumkeuze voor de Rechtbank Rotterdam gemaakt, zoals blijkt uit artikel 13.3 van de Algemene Voorwaarden van HEBO, welke van toepassing zijn op de overeenkomst tussen HEBO en [gedaagde] .”.
4.14.
HEBO heeft als (onderdeel van) productie I bij dagvaarding zowel de overeenkomst in het geding gebracht als haar algemene voorwaarden. (De overeenkomst is vervolgens ook nog in het geding gebracht door [gedaagde] als productie 5 bij haar incidentele conclusie tot onbevoegdheid en vervolgens nogmaals door HEBO als productie 2 bij haar conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.)
Onderaan de overeenkomst staat de volgende verwijzingsclausule:
“Overige voorwaarden
Op de overeenkomst, zijn behoudens alle bovengenoemde condities de algemene verkoop- en
leveringsvoorwaarden van HEBO Maritiemservice (zie: https://www.hebo-maritiemservice.nl/wpcontent/uploads/2022/08/Algemene-Voorwaarden-HEBO-def86.pdf ) van toepassing, zoals gedeponeerd bij de Rechtbank Rotterdam ingaande 1 augustus 2022 met depotnummer 23/2022.
Toepasselijkheid van andere voorwaarden wordt nadrukkelijk afgewezen.”
De overeenkomst is zowel door HEBO als door [gedaagde] ondertekend. Ook is iedere pagina van de overeenkomst rechtsonder voorzien van een door [gedaagde] geplaatste paraaf. Direct onder de handtekening van [gedaagde] is nog het volgende geschreven in de overeenkomst:
Bovendien is ook iedere pagina van de tekst van de algemene voorwaarden van HEBO rechtsonder voorzien van een door [gedaagde] geplaatste paraaf.
4.15.
De overeenkomst, eigenlijk: de offerte, is gedateerd 27 oktober 2023. Die datum staat bovenaan de overeenkomst vermeld. Niet in geschil is dat de overeenkomst echter pas op een latere datum dan 27 oktober 2023 door partijen is ondertekend en door [gedaagde] is geparafeerd, evenals de algemene voorwaarden van HEBO.
4.16.
[gedaagde] betwist dat deze rechtbank bevoegd is op grond van het forumkeuzebeding in artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO. Die betwisting onderbouwt [gedaagde] – samengevat – met de volgende argumenten:
  • Er is geen sprake van dat [gedaagde] de algemene voorwaarden van HEBO op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing heeft verklaard.
  • Er is geen sprake van dat [gedaagde] op enig moment het forumkeuzebeding in artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft aanvaard.
  • Er is door partijen in het geheel niet gesproken over de forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam; daar heeft HEBO niet op gewezen noch is dit ter sprake gekomen tussen partijen. Er bestaat hierover geen wilsovereenstemming.
  • [gedaagde] heeft als eerste en als laatste gewezen op haar eigen algemene voorwaarden. Door als eerste en als laatste naar die algemene voorwaarden te verwijzen zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing op de rechtsverhouding tussen partijen, althans zijn in ieder geval niet de algemene voorwaarden van HEBO van toepassing.
4.17.
Zoals hierboven in r.o. 4.13 nader uiteen is gezet, zijn in de overeenkomst de algemene voorwaarden van HEBO daarop uitdrukkelijk van toepassing verklaard. De overeenkomst is zowel door HEBO als door [gedaagde] ondertekend. Net zoals van de overeenkomst is iedere pagina van de algemene voorwaarden door [gedaagde] geparafeerd. Uit deze gang van zaken volgt niet alleen dat [gedaagde] ermee akkoord is gegaan dat de algemene voorwaarden van HEBO van toepassing zouden zijn op de overeenkomst maar ook dat [gedaagde] kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden van HEBO en dus ook van het forumkeuzebeding in artikel 13.3 van die algemene voorwaarden. De rechtbank kan [gedaagde] dan ook niet volgen in haar standpunten dat zij de algemene voorwaarden van HEBO niet op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing heeft verklaard en dat zij op geen enkel moment het forumkeuzebeding in artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft aanvaard. Dit alles betekent dat hier in beginsel sprake is van wilsovereenstemming tussen partijen ten aanzien van het forumkeuzebeding van artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO volgens de criteria als hierboven weergegeven in r.o. 4.10-4.12.
4.18.
Ter onderbouwing van haar stelling dat (niet de algemene voorwaarden van HEBO maar) haar eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn, beroept [gedaagde] zich op een bestelbon die zijzelf zou hebben opgemaakt en verstrekt aan HEBO. Volgens [gedaagde] “vormt” deze bestelbon “de basis, het begin van het overleg tussen partijen” (randnr. 9 van de incidentele conclusie van [gedaagde] ).
[gedaagde] wijst in dit verband (zie randnr. 11 van de incidentele conclusie van [gedaagde] ) op de volgende verwijzingsclausule op haar bestelbon:
"Onderhavige bestelbon is onderworpen aan de Algemene Voorwaarden voor
Onderaanneming van [gedaagde] NV. Deze Algemene Voorwaarden worden gevoegd als bijlage
bij de bestelbon en worden geacht er een ondeelbaar geheel mee te vormen. Uitvoering
van de bestelling brengt van rechtswege de aanvaarding van de Algemene Voorwaarden
(...) van [gedaagde] NV met zich mee. De medecontractant verzaakt steeds aan de toepassing
van zijn eventuele eigen algemene voorwaarden."
Volgens [gedaagde] heeft zij door middel van haar eigen bestelbon haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Door het ter hand stellen van haar bestelbon aan HEBO wees [gedaagde] namelijk op haar eigen algemene voorwaarden die zij daarbij meezond aan HEBO, aldus [gedaagde] .
4.19.
In haar incidentele conclusie van antwoord betwist HEBO dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing zijn. Daarnaast wijst HEBO erop dat [gedaagde] die algemene voorwaarden niet aan HEBO heeft voorgehouden. Volgens HEBO kan de door [gedaagde] gestelde verwijzing naar haar eigen algemene voorwaarden niet zonder meer worden gelijkgesteld aan een afwijzing van, dan wel bezwaar tegen, een door HEBO wél uitdrukkelijk medegedeeld forumkeuzebeding.
Ook betwist HEBO uitdrukkelijk dat de bestelbon van [gedaagde] de basis vormt voor het
overleg tussen partijen en voor de voorwaarden waarop gecontracteerd zou worden. Volgens HEBO kwamen het eerste aanbod en de daarbij bedongen voorwaarden van de kant van HEBO. HEBO wijst in dat verband op haar e-mail aan [gedaagde] van 20 oktober 2023 met daarin opgenomen een offerte en de algemene voorwaarden van HEBO, die zij als productie 1 bij haar incidentele conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht. Volgens HEBO heeft [gedaagde] na ontvangst van de offerte en de algemene voorwaarden van HEBO op 30 november 2023 haar bestelbon aan HEBO gemaild. Volgens HEBO heeft [gedaagde] na verzending van de bestelbon de offerte van HEBO en de algemene voorwaarden van HEBO ondertekend. Volgens HEBO blijkt uit de paraaf van [naam] op pagina 8 van de algemene voorwaarden van HEBO dat [gedaagde] expliciet heeft aangegeven in te stemmen met het forumkeuzebeding in artikel 13, aldus HEBO (randnr. 14 van de incidentele conclusie van antwoord). HEBO stelt verder nog dat, nadat de offerte van HEBO inclusief de algemene voorwaarden door [gedaagde] was ondertekend, HEBO haar offerte en algemene voorwaarden heeft getekend en retour gestuurd aan [gedaagde] op 18 december 2023, waartoe HEBO verwijst naar productie 2 bij haar incidentele conclusie van antwoord.
4.20.
Ook [gedaagde] zélf wijst erop dat zij de bestelbon op 30 november 2023 heeft gemaild aan HEBO. Deze e-mail heeft [gedaagde] in dit verband ook als productie in het geding gebracht, namelijk als productie 1 bij haar incidentele conclusie. Ook HEBO wijst in dit verband op die productie.
Volgens [gedaagde] heeft zij bij die e-mail van 30 november 2023 de bestelbon “nogmaals” aan HEBO gestuurd. [gedaagde] stelt zich namelijk op het standpunt dat zij ook al (op een) eerder(e datum) de bestelbon aan HEBO had gestuurd, namelijk voorafgaande aan de totstandkoming op 27 oktober 2023 van de tekst van de overeenkomst.
Van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat zij meer concreet had aangegeven op welk eerder tijdstip dan 30 november 2023 zij de bestelbon reeds aan HEBO had gestuurd. Dat heeft [gedaagde] echter nagelaten, want zij komt niet verder dan de stelling dat haar bestelbon de basis vormt voor het overleg tussen partijen en voor de voorwaarden waarop gecontracteerd zou worden. Bovendien heeft [gedaagde] geen enkel stuk in het geding gebracht waaruit zou kunnen volgen dat zij ook al voorafgaande aan de totstandkoming op 27 oktober 2023 van de tekst van de overeenkomst de bestelbon heeft toegestuurd aan HEBO. [gedaagde] is niet verder gekomen dan het in het geding brengen van haar bovengenoemde, veel latere, e-mail van 30 november 2023 en een bestelbon met als datum 28 november 2023 (“28/11/2023”) (prod. 2 van [gedaagde] ).
4.21.
Het is dus niet komen vast te staan dat [gedaagde] ook al
voorafgaande aande totstandkoming op 27 oktober 2023 van de tekst van de overeenkomst de bestelbon heeft toegestuurd aan HEBO, de bestelbon met onderaan als onderdeel van een standaardtekst een verwijzing naar de algemene voorwaarden van [gedaagde] .
4.22.
De hierboven onder r.o. 4.19 weergegeven stellingen van HEBO sluiten aan bij de argumentatie van [gedaagde] , namelijk dat (i) [gedaagde] (pas) na de verzending op 30 november 2023 van de bestelbon de offerte en de algemene voorwaarden van HEBO heeft ondertekend (en/of geparafeerd) en (ii) HEBO vervolgens op háár beurt op 18 december 2023 die offerte en die algemene voorwaarden heeft getekend en retour gestuurd aan [gedaagde] .
4.23.
[gedaagde] heeft dus weliswaar geen bestelbon aan HEBO gestuurd voorafgaande aan de totstandkoming op 27 oktober 2023 van de tekst van de overeenkomst, maar zij heeft
wéleen bestelbon gestuurd aan HEBO
voordatzij, [gedaagde] , over is gegaan tot het ondertekenen van die offerte van HEBO, inclusief de algemene voorwaarden van HEBO. Ten tijde van de ontvangst door HEBO op 30 oktober 2023 van de bestelbon van [gedaagde] was de overeenkomst dus nog niet ondertekend door partijen, dus nog niet tot stand gekomen.
4.24.
De vraag is nu dus of [gedaagde] met het sturen van haar bestelbon aan HEBO op 30 oktober 2023 afbreuk heeft gedaan aan de wilsovereenstemming in de zin van artikel 25 Brussel I bis die vereist is voor de rechtsgeldigheid van het forumkeuzebeding van artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO.
4.25.
In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
4.26.
In de e-mail van [gedaagde] aan HEBO van 30 november 2023, waarmee [gedaagde] haar bestelbon als bijlage heeft gestuurd aan HEBO (prod. 1 [gedaagde] ), staat niets vermeld over (het forumkeuzebeding in) de algemene voorwaarden van [gedaagde] . Ook van de eigen tekst van de bestelbon maakt geen enkele opmerking deel uit over (het forumkeuzebeding in) de algemene voorwaarden van [gedaagde] . Een verwijzing naar de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde] maakt alleen deel uit van de standaardtekst onderaan de bestelbon, meer concreet: van één van de drie alinea’s waar deze standaardtekst uit bestaat en dan nog wel de alinea met het kleinste lettertype van deze drie alinea’s.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] bij het vervolgens ondertekenen van de offerte van HEBO (nogmaals) gewezen heeft op de toepasselijkheid van (het forumkeuzebeding in) haar algemene voorwaarden. Hieraan kan niet afdoen dat door [naam] onder zijn handtekening op de offerte het volgende door hem is geschreven:
4.27.
Het bovenstaande betekent dat deze rechtbank op grond van het rechtsgeldige forumkeuzebeding van artikel 13.3 van de algemene voorwaarden van HEBO bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van HEBO. De incidentele vordering van [gedaagde] zal dus worden afgewezen.
4.28.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 614,00 (één punt in liquidatietarief II)
nakosten € 178.00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten ten bedrage van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van HEBO;
5.5.
verwijst de zaak naar de rol van
6 augustus 2023voor conclusie van antwoord;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
901/3455