In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot doorhaling van een akte van geboorte en het aanvullen van het lopende register met een akte die een gecombineerde geslachtsnaam zou vastleggen. De ouders van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2024, hadden op 22 maart 2024 digitaal geboorteaangifte gedaan en daarbij gekozen voor een gecombineerde geslachtsnaam. Echter, deze keuze was niet correct verwerkt in de geboorteakte, waardoor alleen de geslachtsnaam van de vader was opgenomen. De ouders hebben op 15 april 2024 een akte van naamskeuze laten opmaken, maar de rechtbank oordeelde dat deze akte onterecht was opgemaakt, omdat de naamskeuze niet tijdig was gedaan volgens de wetgeving die op dat moment gold. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgeving alleen de registratie van een gecombineerde achternaam toestaat voor kinderen geboren vanaf 1 januari 2024, mits dit op de dag van de geboorteaangifte gebeurt. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten en het zou leiden tot een nieuwe fout in de registratie. Desondanks heeft de rechtbank besloten dat de onterecht opgemaakte akte van naamskeuze en de latere vermelding daarvan in stand kunnen blijven, gezien het vertrouwensbeginsel. De ouders mochten erop vertrouwen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand correct had gehandeld, en daarom blijft de situatie waarin de minderjarige geregistreerd staat met de gecombineerde geslachtsnaam ongewijzigd.