In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een alleenstaande vrouw van 25 jaar, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 19 november 2024 een verzoek ingediend om een viertal schuldeisers, waaronder ING Bank N.V. en de Gemeente Rotterdam, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat verzoekster 1,4% aan de preferente schuldeisers en 0,7% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster momenteel een driejarige opleiding tot schoonheidsspecialiste volgt en daardoor niet in staat is om volledig deel te nemen aan het arbeidsproces. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 hebben de schuldeisers, ondanks behoorlijke oproeping, niet deelgenomen aan de zitting. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers, die gezamenlijk 51,40% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, zwaarder gewogen dan die van verzoekster. De rechtbank concludeert dat het aanbod van verzoekster niet het maximaal haalbare is en dat zij niet voldoet aan de inspanningsverplichting om minimaal 36 uur per week te werken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.