ECLI:NL:RBROT:2025:7235

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
FT RK 25/112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en psychische problematiek

In deze zaak heeft verzoekster op 20 januari 2025 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 23 april 2025 is de rechtbank verzocht om nadere stukken van de schuldhulpverlening met betrekking tot de schuld aan de belastingdienst. Verzoekster ontvangt een Ziektewetuitkering en heeft psychische klachten, waardoor zij niet in staat is om te werken. Haar schuldenlast bedraagt € 33.920,27. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van haar schulden, met name door het niet betalen van verkeersboetes en motorrijtuigenbelasting, die zijn ontstaan door het gebruik van voertuigen door haar partner. De rechtbank concludeert dat er een reële kans bestaat dat verzoekster haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal nakomen, mede door haar psychosociale problemen die nog niet onder controle zijn. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, maar geeft aan dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken indien zij kan aantonen dat haar problemen beheersbaar zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [rekestnummer]
uitspraakdatum: 21 mei 2025
[verzoekster],
[adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 20 januari 2025 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting van 23 april 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer M. Madja, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
Ter zitting heeft de rechtbank verzocht aan schuldhulpverlening nadere stukken toe te zenden met betrekking tot de schuld aan de belastingdienst. Deze stukken heeft schuldhulpverlening op 24 april 2025 aan de rechtbank toegezonden.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit een Ziektewetuitkering. Zij heeft onlangs een afspraak gehad bij het UWV voor de aanvraag van een WIA-uitkering. Verzoekster stelt psychische klachten te hebben waardoor zij niet in staat is om te werken. Zij staat op de wachtlijst voor een behandelingstraject bij een GGZ-instelling. Daarnaast wordt zij begeleid door het CVD. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 33.920,27.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekster heeft schulden bij het CJIB voor een totaalbedrag van € 1.624,--. Daarnaast heeft verzoekster een schuld bij de belastingdienst van € 24.882,76. Van dit bedrag heeft
€ 2.570,-- betrekking op onbetaald gelaten aanslagen motorrijtuigenbelasting over de periode mei 2023 tot en met maart 2025. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij zelf geen rijbewijs heeft. Haar partner maakt gebruik van de auto c.q. overige voertuigen op haar naam, omdat de partner een blokkade heeft bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer en zelf geen voertuigen op zijn naam kan zetten. Verzoekster heeft daarnaast ter zitting verklaard dat zij haar partner er diverse malen op heeft aangesproken dat hij de verkeersboetes en de aanslagen motorrijtuigenbelasting dient te voldoen, hetgeen blijkbaar niet heeft geleid tot betaling. Verzoekster heeft meegedeeld dat zij iemand met een auto nodig heeft om haar dochter op te halen in het kader van een omgangsregeling. Als er geen auto is, dan kan verzoekster haar dochter niet ophalen. Nu de auto op naam staat van verzoekster en de boetes en aanslagen motorrijtuigenbelasting kennelijk niet door de partner worden voldaan, acht de rechtbank de kans groot dat er nieuwe CJIB-schulden zullen ontstaan en aanslagen motorrijtuigen-belasting niet zullen worden betaald. Dit staat aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Daarnaast rusten op een schuldenaar gedurende de schuldsaneringsregeling voortdurend zware verplichtingen en van de schuldenaar worden in deze periode forse inspanningen gevergd. Met deze verplichtingen en beperkingen verdraagt zich niet dat een schuldenaar psychosociale problemen heeft, of deze zeer onlangs heeft overwonnen terwijl een reële kans bestaat op een terugval. In de landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling, zoals opgenomen in Bijlage III van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, is hierover het volgende bepaald:
“Toelating tot de schuldsaneringsregeling ingeval van psychosociale problematiek
Een verzoeker met psychosociale problemen wordt in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weten te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.”
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij psychische klachten heeft en door haar huisarts is doorverwezen naar specialistische GGZ-zorg. Zij wordt door haar psychische klachten belemmerd in haar dagelijkse bezigheden. Verzoekster staat nog steeds op een wachtlijst.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat de psychosociale problemen van verzoekster al enige tijd onder controle zijn. Derhalve bestaat bij de rechtbank gegronde vrees dat verzoekster haar verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.
Zodra verzoekster met een verklaring van haar behandelaar aannemelijk kan maken dat en sinds wanneer haar psychosociale problemen onder controle zijn, kan zij een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indienen, welk verzoek dan mogelijk meer kans van slagen heeft.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025. [1]