ECLI:NL:RBROT:2025:7176

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/10/697136 / JE RK 25-661
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 mei 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2021, verlengd. De kinderrechter behandelt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen. De moeder van de minderjarige is het niet eens met de verlenging en verzoekt om een kortere termijn van maximaal zes maanden. De kinderrechter constateert dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de positieve ontwikkelingen in de thuissituatie van de moeder. De kinderrechter wijst op de noodzaak van de GI om betrokken te blijven bij de ontwikkeling van de minderjarige en de ouders. De ondertoezichtstelling wordt verlengd tot 23 november 2025, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 26 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: C/10/697136 / JE RK 25-661
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S. van Beers, kantoorhoudende te Zeist,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 april 2025, binnengekomen bij de rechtbank 2 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, met haar advocaat die digitaal is aangesloten;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [vertegenwoordiger] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 23 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn nog altijd zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Zo heeft hij een achterstand in zijn spraaktaalontwikkeling. Verder zijn er zorgen over de emotieregulatie van de moeder. Zij heeft veel aan haar hoofd. Momenteel is er sprake van een prille positieve ontwikkeling. Zo heeft de moeder werk gevonden, stelt zij zich open en leerbaar op naar de hulpverlening en is er positief contact tussen de moeder en de vader over [minderjarige] . Al enige tijd is Altijd&Anders (hierna: A&A) betrokken bij de moeder. Er is echter nog geen zicht op de thuissituatie bij de vader, omdat de vader in [plaats] woont en A&A hier niet langs kan gaan. [minderjarige] staat op de wachtlijst bij [gehandicaptenzorg] voor diagnostiek en bij [kinderopvang] (hierna: [kinderopvang] ). De wachtlijst voor diagnostiek (ook via een andere aanbieder) kan oplopen tot drie jaar en in de zomer kan [minderjarige] starten bij [kinderopvang] . De komende periode wil de GI de positieve ontwikkeling van de moeder verder monitoren door een plan op te stellen om de zorgregeling verder vorm te kunnen geven, zodat [minderjarige] positief contact heeft met beide ouders. Daarnaast wil de GI betrokken blijven bij het diagnostisch onderzoek en wil de GI [minderjarige] monitoren bij [kinderopvang] . De GI kan het begrijpen als de ondertoezichtstelling voor een kortere duur wordt verlengd en het overig verzochte wordt aangehouden.

4.De standpunten

Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er geen sprake meer is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . Mocht de ondertoezichtstelling worden verlengd, dan verzoekt de moeder de maatregel te verlengen voor de duur van maximaal zes maanden. Voorheen stond de moeder onder druk, omdat zij veel stress heeft ervaren door de uithuisplaatsing. Momenteel gaat het goed met de moeder. Zo gaat [minderjarige] naar de gastouder en is er zicht gekomen op de thuissituatie bij de moeder. De moeder is blij dat [minderjarige] staat aangemeld bij [gehandicaptenzorg] , zodat er meer duidelijkheid komt over zijn kindeigen problematiek. Verder vindt de moeder het fijn dat er contact is tussen de vader en [minderjarige] .
[minderjarige] is vrolijk na de bezoekmomenten en hij vertelt verhaaltjes. De moeder en de vader stemmen de bezoekmomenten zelf af, omdat de vader geen vaste werktijden heeft. Meestal gaat [minderjarige] naar de vader en de oma vaderszijde. [minderjarige] krijgt begeleiding voor voorscholing. De begeleiding komt twee keer per week bij de gastouder. Hij wordt nu gevolgd in zijn ontwikkeling en er wordt door middel van foto’s gecommuniceerd met [minderjarige] . De moeder is van mening dat de hulpverlening kan worden overgedragen naar het vrijwillig kader. De diagnostiek hoeft niet te worden afgewacht. Dat duurt veel te lang; de moeder kan proberen dat zelf sneller in Colombia te regelen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat op dit moment nog aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De vierjarige [minderjarige] heeft een belast verleden, waardoor hij in januari 2024 met spoed uit huis is geplaatst. Sinds juli 2024 woont [minderjarige] weer bij de moeder. De afgelopen periode heeft de moeder een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zo heeft de moeder werk gevonden en staat de moeder positief in contact met de hulpverlening. [minderjarige] gaat naar een gastouder op de momenten dat de moeder aan het werk is en hier krijgt hij twee keer per week voorschoolse begeleiding. Verder verloopt het contact tussen de ouders positief en is er contact tussen [minderjarige] en de vader. Deze contactmomenten verlopen goed en het lukt de ouders om dit onderling te regelen.
5.3.
Hoewel er zeker sprake is van een prille positieve ontwikkeling, is het te vroeg om de ondertoezichtstelling nu al volledig af te sluiten. De moeder krijgt Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (hierna: IAG) en inmiddels is A&A betrokken. De vader staat ook open voor de hulpverlening van A&A. [minderjarige] staat aangemeld voor [kinderopvang] van [gehandicaptenzorg] , waar hij naar verwachting nu redelijk snel terecht kan. Er wordt gezien dat de ouders bereidwillig zijn. Het is echter belangrijk dat de GI de komende tijd betrokken blijft om toe te werken naar een overdracht naar het vrijwillig kader. De komende periode is het belangrijk dat de trajecten bij [gehandicaptenzorg] starten en de bezoekmomenten met de vader verder worden vormgegeven.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarvoor nog nodig. De kinderrechter ziet echter aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te beperken, omdat er sprake is van een positieve ontwikkeling. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, te weten tot 23 november 2025. De kinderrechter wijst het meer of anders verzochte af. Gezien de zeer lange wachtlijst voor diagnostiek kan dat niet langer ten grondslag worden gelegd aan het (na 23 november 2025) verder voortduren van de ondertoezichtstelling.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.