ECLI:NL:RBROT:2025:7170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/10/699026 / JE RK 25-911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een omgangsregeling voor een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 mei 2025, wordt een omgangsregeling vastgesteld voor een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar. De kinderrechter heeft de procedure op 21 mei 2025 gevoerd, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de aanwezigen hebben kunnen reageren op zijn verklaring.

De GI heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij de minderjarige eens per twee weken op zaterdag omgang heeft met zijn vader van 13:00 tot 16:00 uur op een nader te bepalen locatie in Rotterdam. De moeder brengt de minderjarige naar de omgangslocatie en haalt hem daar ook op. De kinderrechter heeft vastgesteld dat deze regeling in het belang van de minderjarige is, gezien de onrust die anders zou ontstaan. De kinderrechter heeft de omgangsregeling zoals verzocht vastgesteld en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de omgangsregeling zorgt voor rust, duidelijkheid en stabiliteit voor de minderjarige en zijn ouders. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/699026 / JE RK 25-911
Datum uitspraak: 21 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van een omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 2 mei 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [vertegenwoordiger] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter
1.4.
samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 april 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 4 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de volgende omgangsregeling vast te stellen:
- [minderjarige] woont bij moeder;
- [minderjarige] heeft omgang met zijn vader eens per twee weken op zaterdag van 13:00 uur tot 17:00 uur op een nader te bepalen locatie in Rotterdam;
- De moeder brengt [minderjarige] naar de omgangslocatie en haalt hem daar ook op.
- In overleg kunnen de vader en [minderjarige] in de schoolvakanties een dagactiviteit ondernemen.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI aangegeven het verzoek deels te handhaven. De GI wijzigt het verzoek ten aanzien van de duur van de omgang, en wijzigt het in die zin dat wordt verzocht om de omgang tussen [minderjarige] en de vader te laten plaatsvinden eens per twee weken op zaterdag van 13:00 uur tot
16:00uur op een nader te bepalen locatie in Rotterdam. Deze regeling loopt inmiddels een tijdje en is naar wens van [minderjarige] en ouders, alhoewel de vader graag [minderjarige] vaker bij zich zou willen hebben. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt over de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] , zodat de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft zich niet verzet tegen het gewijzigde verzoek van de GI. De moeder heeft behoefte aan duidelijkheid over de omgangsregeling. De onduidelijkheid zorgt ervoor dat de vader de omgangsregeling ombuigt naar andere vormen over de omgangsregeling. Zo wil de vader graag dat [minderjarige] meekomt naar Brabant, maar dit wil [minderjarige] (nog) niet. [minderjarige] ervaart druk van de vader, maar hij wil zijn vader niet kwetsen. [minderjarige] vindt het lastig om daarmee om te gaan en durft geen ‘nee’ te zeggen.
4.2.
De vader heeft zich niet verzet tegen het gewijzigde verzoek van de GI. De vader hoopt dat, als [minderjarige] eraan toe is, hij meegaat op vakantie of naar Brabant. De vader weet niet wat [minderjarige] wil, als hij het niet vraagt aan [minderjarige] . [minderjarige] mag antwoorden wat hij wil.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat een omgangsregeling wordt vastgesteld. Dat is het geval. De onrust die er nu nog soms voor [minderjarige] ontstaat is niet in het belang van [minderjarige] en zorgt slechts voor onrust.
De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat de volgende omgangsregeling wordt vastgesteld:
- [minderjarige] woont bij moeder;
- [minderjarige] heeft omgang met zijn vader eens per twee weken op zaterdag van 13:00 uur tot 16:00 uur op een nader te bepalen locatie in Rotterdam;
- de moeder brengt en haalt [minderjarige] naar en van de omgangslocatie;
- in overleg met de GI en de moeder kunnen de vader en [minderjarige] in de schoolvakanties een dagactiviteit ondernemen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de GI de afgelopen jaren betrokken is geweest bij de omgang tussen [minderjarige] en de vader. De vader heeft vier maanden in detentie gezeten en toen stond [minderjarige] niet open voor contact met de vader. Na zijn detentie is de omgang tussen [minderjarige] en de vader verder opgebouwd met behulp van de Leliezorggroep. Inmiddels vindt er onbegeleide omgang plaats tussen hem en de vader. [minderjarige] heeft eens in de twee weken van 13:00 uur tot 16:00 uur omgang met de vader. Daarnaast ondernemen de vader en [minderjarige] dagactiviteiten in de vakanties, in overleg met de moeder en de GI. De moeder brengt en haalt [minderjarige] . De afgelopen periode zijn er meerdere hulpverleningsinstanties betrokken geweest, maar op dit moment lijkt deze omgang het hoogst haalbare. Het is van belang dat deze omgangsregeling die naar wens verloopt, wordt vastgelegd. Dit zorgt voor rust, duidelijkheid en stabiliteit bij [minderjarige] en de ouders. Het is voor ieder duidelijk dat deze omgangsregeling de duidelijke basis biedt die voor dit moment nodig is.
5.3.
De kinderrechter stelt, zoals onweersproken, de omgangsregeling zoals beschreven onder punt 5.1. vast.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt als omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] :
- [minderjarige] woont bij moeder;
- [minderjarige] heeft omgang met zijn vader eens per twee weken op zaterdag van 13:00 uur tot 16:00 uur op een nader te bepalen locatie in Rotterdam;
- de moeder brengt en haalt [minderjarige] naar en van de omgangslocatie;
- in overleg met de GI en de moeder kunnen de vader en [minderjarige] in de schoolvakanties een dagactiviteit ondernemen.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 28 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.