ECLI:NL:RBROT:2025:7166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/10/698573 / JE RK 25-841
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 7 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat de relatie met de minderjarige verstoord is en dat zij niet meer voor haar kan zorgen. De Raad heeft verzocht om de minderjarige voor drie maanden onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige acuut en ernstig wordt bedreigd en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 juli 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om open te staan voor hulpverlening en contactherstel met de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/698573 / JE RK 25-841
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. D.M.N. Metry, kantoorhoudende te Barneveld;
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 24 april 2025, en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [vertegenwoordiger 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [vertegenwoordiger 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een fasegroep.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 april 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 juli 2025. Daarnaast heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 mei 2025. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Daarnaast verzoekt de Raad de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Op een gedeelte van het verzoek is al beslist. Er moet nu nog beslist worden op het restant van het verzoek, te weten de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 juli 2025. Tevens dient de moeder te worden gehoord op de spoedbeslissing van 24 april 2025.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad maakt zich ernstig zorgen over [minderjarige] . De afgelopen maanden zijn deze zorgen alleen maar toegenomen. Zo is de relatie tussen [minderjarige] en de moeder verstoord geraakt, waardoor de moeder niet meer voor [minderjarige] kan zorgen. Uit wanhoop wilde de moeder [minderjarige] naar haar vader sturen die in [plaats 2] woont. Inmiddels verblijft [minderjarige] op een fasegroep en zit zij in haar examenjaar. De afgelopen periode is geprobeerd om met de moeder in contact te komen om samen te werken met haar, maar de moeder was niet bereikbaar en er was geen overleg mogelijk. De komende periode gaat de Raad, vanwege de zorgen, ook een onderzoek starten naar de jongere broertjes van [minderjarige] . Daarnaast is het belangrijk dat [minderjarige] de komende periode op de groep blijft en dat er ondertussen wordt gezocht naar een perspectief biedende plek voor haar. Op termijn kan er eventueel worden gekeken naar een terugplaatsing met opvoedondersteuning. Tot slot is het belangrijk dat [minderjarige] haar spullen krijgt.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en als volgt toegelicht. De GI maakt zich zorgen om [minderjarige] . [minderjarige] is boos en voelt zich afgewezen door de moeder. Er wordt gezien dat [minderjarige] niet goed kan omgaan met haar emoties en zij kan botsen met leeftijdsgenoten. De moeder is boos op [minderjarige] . De afgelopen periode is het de GI niet gelukt om met de moeder in contact te komen. Zo kon [minderjarige] geen OV-kaart krijgen. Inmiddels heeft de groep dit kunnen regelen met [minderjarige] . [minderjarige] is eerst geplaatst op een crisisgroep en zij deed het daar goed. Zij houdt zich aan de afspraken en gaat naar de examentrainingen. [minderjarige] gaat naar de jongerencoach en zij heeft hier goed contact mee. De komende periode hoopt de GI dat er kan worden toegewerkt naar het contactherstel met de moeder. Er wordt van de moeder verwacht dat zij zich openstelt naar de hulpverlening. Verder vindt de GI het belangrijk dat [minderjarige] en haar broertjes contact kunnen hebben met elkaar.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder voert geen verweer tegen de maatregelen, maar geeft wel duidelijk de voorkeur aan hulpverlening in het vrijwillig kader. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] . De moeder heeft regels en [minderjarige] mag niet tot laat op straat zijn. Als [minderjarige] te laat thuiskomt en niet laat weten waar zij is, dan kan de moeder hier heftig op reageren. De moeder heeft dit echter niet zo bedoeld en heeft er spijt van. Inmiddels verblijft [minderjarige] op een groep en dit is voor nu beter. Omdat het een heftige periode was, heeft de moeder tijdelijk niet opengestaan voor contact met de Raad en de GI; zij moest alles laten bezinken. De moeder staat open voor de hulpverlening op externe locaties, maar niet bij haar in de thuissituatie. De moeder heeft hier namelijk slechte ervaringen mee. De komende periode hoopt de moeder op contactherstel met [minderjarige] . Verder hoopt de moeder dat de hulpverlening kan worden gestart vanuit het vrijwillig kader. Ook hoopt de moeder dat er oog is voor de contacten die [minderjarige] heeft met andere jongeren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. [2] Dit alles wordt door de moeder ook niet weersproken.
5.2.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er ten aanzien van de vijftienjarige [minderjarige] al een langere periode zorgen zijn over haar emotionele en fysieke veiligheid in de thuissituatie. De moeder wilde [minderjarige] naar haar vader sturen die in [plaats 2] woont, maar [minderjarige] wilde dit niet. De moeder heeft belastende uitspraken over [minderjarige] gedaan, maar heeft daar nu spijt van. De moeder heeft [minderjarige] uiteindelijk uit huis gezet, omdat zij niet zou luisteren naar de moeder. De afgelopen periode is het Crisis Interventie Team betrokken geweest bij het gezin. Zo is er geprobeerd om Ambulante Spoedhulp in te zetten, maar dit heeft niet geleid tot een verbetering in de thuissituatie. De moeder weigerde, wegens slechte ervaringen in het verleden, mee te werken aan de hulpverlening.
5.3.
Op dit moment kan [minderjarige] ten gevolge van vorenstaande (nog) niet naar huis. Sinds de uithuisplaatsing heeft [minderjarige] eerst verbleven op een crisisgroep van Prokino. Zij deed het daar goed, luisterde naar de regels en ging naar de examentraining. Inmiddels is [minderjarige] geplaatst op een fasegroep in [plaats 3] en zal zij binnenkort haar eindexamen doen. Zij heeft contact met een jongerencoach en heeft hier baat bij. Het is van belang dat haar plaatsing op de fasegroep wordt voortgezet, zodat haar emotionele en fysieke veiligheid wordt gewaarborgd. De komende periode is het van belang dat er contact(herstel) tussen de moeder en [minderjarige] en de broertjes en [minderjarige] komt. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige] haar paspoort, Rotterdampas, slippers en een vest krijgt (zoals besproken op de zitting). De moeder heeft toegezegd dat zij contact zal onderhouden met de hulpverlening. Haar grote voorkeur heeft het dat dit buiten haar thuissituatie plaats vindt.
5.4.
De kinderrechter laat de spoedbeschikking van 24 april 2025 in stand. Daarnaast verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 juli 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
handhaaft de spoedbeschikking van de kinderrechter van 24 april 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 24 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.