ECLI:NL:RBROT:2025:7163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
AWB - 23/6947 829
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2025 een beslissing genomen in het kader van een verzoek tot beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.R. Autar, heeft beroep ingesteld tegen een legesaanslag die door de gemeente Rotterdam was opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning. De gemeente had op 22 maart 2022 een legesaanslag opgelegd en het bezwaar tegen deze legesaanslag werd deels gegrond en deels ongegrond verklaard in een besluit van 18 september 2023. Eiser heeft vervolgens een verzoek ingediend om bepaalde documenten niet openbaar te maken, waarop de rechtbank moest beoordelen of er gewichtige redenen waren voor deze beperking van kennisneming.

De rechter-commissaris heeft de overgelegde stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de weigering van de gemeente om bepaalde informatie openbaar te maken niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet voldoende had onderbouwd waarom de informatie als bedrijfsgevoelig moest worden beschouwd en dat er geen gewichtige redenen waren om de kennisneming te beperken. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de gemeente de relevante documenten opnieuw moest indienen, inclusief de gegevens die eerder waren gelakt. Eiser kreeg de gelegenheid om op deze stukken te reageren tijdens een zitting. De beslissing benadrukt het belang van transparantie in bestuursrechtelijke procedures en de rechten van partijen om toegang te hebben tot relevante informatie voor hun procesvoering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6947
beslissing van de rechter-commissaris van 18 juni 2025 als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[Naam]te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. P.R. Autar)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Atwaroe).

Aanleiding

1. Verweerder heeft op 22 maart 2022 een legesaanslag opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het realiseren van vier studio’s met eigen toegangsdeur en eigen nutsvoorzieningen aan de [adres 1] en [adres 2] te Rotterdam met kenmerk [nummer 1] en factuurnummer [nummer 2] . Bij besluit van 18 september 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. Op 16 juni 2025 heeft verweerder digitaal documenten aangeleverd met de vermelding ‘artikel 8:29 Awb'. Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 17 juni 2025 het verzoek tot beperkte kennisneming op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegelicht. Abusievelijk is op deze reactie eisers naam niet vermeld, maar slechts de naam P.R. Autar, gemachtigde in onderhavige zaak en eiser in de zaak ROT 23/7193. De rechtbank begrijpt dat – nu het om dezelfde documenten gaat als in de zaak ROT 23/7193 – deze reactie ook op onderhavig 8:29 Awb-verzoek van toepassing is. Eiser is in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek tot beperkte kennisneming. Op 18 juni 2025 heeft (de gemachtigde van) eiser een reactie ingediend.

Beoordeling

3. Artikel 8:29 van de Awb luidt als volgt:
1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet open overheid de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
5. Indien de bestuursrechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichtingen onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
4. Ter beoordeling staat de vraag of er gewichtige redenen zijn om beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten voor de stukken waarop de mededeling van verweerder als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb betrekking heeft. De beantwoording van deze vraag vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor de beslechting van het geschil relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl verweerder er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
5. De rechter-commissaris heeft kennis genomen van de door verweerder overgelegde stukken in het kader van het 8:29 Awb-verzoek. Verweerder heeft de volgende stukken overgelegd:
- een verweerschrift, waarin op pagina 6 bij de vragen 1 en 2 in getallen het aantal vergunningaanvragen en de verwachte toename hiervan is weergegeven;
- bijlage 7: NEN 2699: 2017 Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken – Begripsomschrijvingen en indeling;
- bijlage 8: Richtlijn berekening bouwkosten;
- bijlage 9: [adres 1] – Transformatie winkels naar 4 woningen Rotterdam. Controlegroting t.b.v. legesgrondslag definitief van 1 augustus 2022;
- bijlage 10: Tekeningen van Gevel [adres 1] en [adres 2] met toelichting.
6. In de toelichting op de mededeling als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb heeft verweerder aangegeven dat de beantwoording van de vragen 1 en 2 op pagina 6 van het verweerschrift is geheimgehouden, omdat het om bedrijfsgevoelige informatie gaat. Verweerder geeft aan dat zij de aantallen wil delen met de rechtbank en dat het aan de rechter-commissaris is te beslissen om die informatie al dan niet met eiser te delen. Verder heeft verweerder toegelicht dat bijlage 7 ter inzage heeft gelegen en al per mail is verstrekt aan eiser na de hoorzitting. Dit betreft een stuk voor intern gebruik waarop het auteursrecht van toepassing is.
7. In zijn reactie heeft eiser zijn bezwaar geuit tegen toepassing van artikel 8:29 van de Awb. Hij meent in zijn procesvoering te worden belemmerd, omdat hij de gegevens wil kunnen controleren en zo nodig wil betwisten. Verweerder heeft volgens eiser niet onderbouwd welke gewichtige redenen er zijn voor de beperkte kennisneming. De gemeente Rotterdam is een bestuursorgaan en geen bedrijf die concurrentiegevoelige informatie kan verstrekken zoals bedrijfs- en fabricagegegevens. Ten aanzien van de NEN2699 betwist eiser dat er een inzage mogelijkheid is geweest, omdat deze niet aan de Wilhelminakade ter inzage lag, maar aan de Hofdijk en volgens eiser is het document ook niet per mail verstrekt.
8. De rechter-commissaris stelt vast dat verweerder de bijlagen 8 tot en met 10 integraal bij de gelakte versie van het verweerschrift heeft ingediend. Deze bijlagen zijn in het dossier opgenomen en met eiser gedeeld. Verweerder heeft ten aanzien van deze stukken haar beroep op artikel 8:29 van de Awb niet nader gemotiveerd. Voor de rechter-commissaris is dan ook onduidelijk waarom met betrekking tot deze stukken een beroep op artikel 8:29 van de Awb is gedaan. Zij acht beperkte kennisneming van deze stukken daarom niet gerechtvaardigd.
9. Ten aanzien van bijlage 7 overweegt de rechter-commissaris als volgt. Dat bijlage 7 een stuk betreft voor intern gebruik waarop het auteursrecht van toepassing zou zijn, betekent niet dat het een vertrouwelijk stuk is zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. Artikel 8:29 van de Awb is gericht op stukken waarvan een partij geen kennis mag nemen, omdat daar gewichtige redenen voor bestaan. Verweerder stelt dat hij het stuk ter inzage heeft aangeboden en het ook aan eiser per mail heeft gezonden. Hieruit valt af te leiden dat verweerder niet de bedoeling had om het stuk voor eiser geheim te houden. Ter informatie van verweerder merkt de rechtbank op dat het stuk met opname in het rechtbankdossier slechts tussen partijen wordt gedeeld en niet aan derden openbaar wordt gemaakt. De rechter-commissaris acht beperkte kennisname van dit stuk niet gerechtvaardigd.
10. De rechter-commissaris ziet daarnaast onvoldoende grond voor het oordeel dat het aantal vergunningaanvragen en de verwachte toename hiervan, zoals op pagina 6 van het verweerschrift in getallen is weergegeven, geheim dient te blijven. Verweerder wenst deze gegevens te lakken in het verweerschrift, omdat het om bedrijfsgevoelige informatie zou gaan. Een nadere toelichting ontbreekt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt op welke wijze deze informatie, afkomstig van een overheidsinstantie, bijvoorbeeld concurrentiegevoelig is en waarom hierover geen transparantie gegeven kan worden aan de andere partij. Daarbij neemt de rechter-commissaris in aanmerking dat uit jurisprudentie [1] naar voren komt dat andere gemeenten wel regelmatig dergelijke aantallen delen. De rechter-commissaris acht beperkte kennisname van deze gegevens dan ook niet gerechtvaardigd.
11. Dit betekent dat de (interne) digitale stukken waarop het 8:29 Awb-verzoek ziet uit het dossier worden verwijderd. Verweerder dient bijlage 7 en pagina 6 van het verweerschrift, maar dan mét de genoemde getallen, per omgaande opnieuw digitaal in het geding te brengen. Indien gewenst kan eiser ter zitting op deze stukken reageren. Gelet op het bepaalde in artikel 8:31 van de Awb kan de rechtbank, indien verweerder weigert deze stukken over te leggen, daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen.

Beslissing

De rechter-commissaris beslist dat:
- beperking van de kennisneming van de overgelegde stukken niet is gerechtvaardigd;
- verweerder bijlage 7 en pagina 6 van het verweerschrift, maar dan mét de genoemde getallen, per omgaande opnieuw digitaal in het geding moet brengen;
- eiser indien gewenst op zitting op deze stukken kan reageren.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.E.C. Debets, rechter-commissaris, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier.
De rechter-commissaris is verhinderd om de beslissing te ondertekenen.
griffier rechter-commissaris
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan slechts tegelijkertijd met het eventuele hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 13 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1948, Rechtbank Midden-Nederland 12 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6690 en