In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om vervangende toestemming voor een gezinsopname van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft het verzoek ingediend op basis van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft geen toestemming gegeven voor de gezinsopname van de vader met de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op de zitting niet is verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de kinderrechter geen vergelijk tussen de betrokkenen kon beproeven.
De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen betroffen. De kinderrechter oordeelt dat de gezinsopname bij GGZ Drenthe in Beilen noodzakelijk is voor het perspectief van de minderjarigen en dat het in hun belang is dat zij samen met hun vader aan de gezinsopname deelnemen. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en verleent vervangende toestemming voor de gezinsopname, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.