ECLI:NL:RBROT:2025:7107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/10/688911 / JE RK 24-2422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 13 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen tot 2 september 2025. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] complexe gedragsproblemen vertoont en dat hij voortdurende begeleiding en toezicht nodig heeft. De moeder heeft in het verleden de zorg voor [minderjarige] niet meer kunnen dragen, wat heeft geleid tot meerdere plaatsingen in verschillende instellingen. Momenteel verblijft [minderjarige] op de behandelgroep [naam groep] en gaat hij naar school op het terrein van Yulius. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 3 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/688911 / JE RK 24-2422
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Nentjes, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 17 december 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage met bijlagen van de GI van14 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de groep [naam groep] .
2.3.
Bij beschikking van 29 augustus 2024 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een gezinshuis, verlengd tot 2 september 2025.
2.4.
Bij beschikking van 17 december 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 2 juni 2025 en is de beslissing voor het overige pro forma aangehouden tot 1 mei 2025.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er dient nu nog te worden beslist over de resterende periode tot 2 september 2025.
3.2.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Op 12 mei 2025 heeft een groot overleg plaatsgevonden. Volgens Yulius heeft [minderjarige] veel last van prikkels en moeite om zijn emoties te uiten. Dit veroorzaakt gedragsproblemen bij [minderjarige] naar de groepsleiding en de kinderen toe. Zo schopt en slaat hij hen. Dit gedrag laat [minderjarige] zien sinds hij 4 jaar is en naar school gaat. [minderjarige] is een slim jongetje dat zich mogelijk verveelt en onvoldoende wordt uitgedaagd. De GI wil een profielschets van [minderjarige] maken. De verwachting is dat [minderjarige] het beste zal gedijen in een klein gezin. Hij heeft extreem veel nodig. [minderjarige] heeft veel energie en moet veel naar buiten. Hij heeft sensopathisch spel daarin nodig. [minderjarige] krijgt speltherapie. Traumatherapie kan worden ingezet. [minderjarige] vraagt veel meer dan een gemiddeld kind. Ook voor het weekendpleeggezin is het ingewikkeld met [minderjarige] . De komende periode wil Yulius het gedrag van [minderjarige] stabiliseren.
3.3. De moeder heeft met ouderbegeleiding een levensverhaal gemaakt, dat aan [minderjarige] wordt verteld. De komende periode moet duidelijk worden welke plek het meest passend is voor [minderjarige] . Destijds is besloten dat [minderjarige] niet meer terug naar huis kan. De moeder is inmiddels meer stabiel en accepteert hulpverlening. Daarom wil de GI de situatie opnieuw onderzoeken met de inzet van therapie gericht op de gehechtheid en een gezinsopname bij Yulius. Daarbij is ook een verkenningsweek bij Yulius mogelijk. De opname van [minderjarige] op de groep [naam groep] duurt tot oktober 2025. Binnen deze periode moet de gezinsopname bij Yulius plaatsvinden.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen het resterende deel van het verzoek van de GI. Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is gemotiveerd om mee te werken aan een gezinsopname bij Yulius. In verband met deze gezinsopname wil de moeder dat het te beperkte contact met [minderjarige] wordt uitgebreid. Hierover staan de GI en de moeder niet op één lijn. Daarom heeft de advocaat op 12 mei 2025 een verzoek tot vervallen verklaring van de Schriftelijke Aanwijzing bij de rechtbank ingediend.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder in de afgelopen jaren de zorg voor [minderjarige] niet meer aankon. [minderjarige] heeft complexe gedragsproblemen. Daardoor heeft hij voortdurend toezicht en begeleiding nodig. Vanwege de zorgen heeft [minderjarige] in de afgelopen jaren op verschillende plekken verbleven en is bij hem sprake van een verstoorde hechting. In de afgelopen periode heeft [minderjarige] in een gezinshuis van I-Hub verbleven. Vanuit het gezinshuis is aangegeven dat de zorg voor [minderjarige] te zwaar is, waarna hij in oktober 2024 op de behandelgroep [naam groep] is geplaatst. Op deze plek lijkt [minderjarige] te profiteren van de geboden duidelijkheid en structuur.
5.3.
Sinds maart 2025 gaat [minderjarige] naar school op het terrein van Yulius. [minderjarige] heeft moeite om zijn emoties op de juiste manier te uiten. Dit veroorzaakt conflicten met de groepsleiding en groepsgenoten, zoals door de GI ter zitting is toegelicht. De komende periode wordt door middel van een gezinsopname met [minderjarige] en de moeder bij Yulius onderzocht of [minderjarige] na zijn behandeltraject bij Yulius terug naar huis kan of dat gezocht moet worden naar een passende vervolgplek voor hem. Het is positief dat de moeder achter deze gezinsopname staat.
5.4.
Gelet op al het voorgaande is het naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk om de plaatsing van [minderjarige] bij Yulius voort te zetten. De moeder staat hier ook achter. Het resterende deel van het verzoek zal worden toegewezen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 3 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.