ECLI:NL:RBROT:2025:7098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
10.161241.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en veroordeling voor vernieling in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. Hoewel er bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gestoken, was er ruimte voor twijfel over de toedracht en de rol van de verdachte, waardoor de rechtbank niet de overtuiging had dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van een ruit in de woning van het slachtoffer. De verdachte had de ruit opzettelijk vernield tijdens een confrontatie met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 28 uur, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.161241.22
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] [postcode] [plaats] ,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken met aftrek van voorarrest, waarvan zes weken voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder
1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte is naar de woning van de aangever [slachtoffer] gegaan om hem te confronteren met diens veronderstelde gedrag tegen de dochter van de verdachte. Zij heeft een mes meegenomen en de aangever daarmee gestoken. De verdachte heeft aldus bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever aanvaard. Het subsidiaire feit onder 1 is bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Op 28 juni 2022 ging de politie naar een flatwoning te [plaats] , alwaar geschreeuw en glasgerinkel was gehoord. In het trappenhuis van de flat zagen de verbalisanten bloedvlekken liggen die liepen tot aan de voordeur van de desbetreffende woning. Achter de voordeur van deze woning bevond zich een gang en aan het einde van deze gang bevond zich een tussendeur met in het midden glas. Het glas van deze deur was gebroken, er lag glas in de gang. In de woning troffen de verbalisanten een persoon, naar later bleek [slachtoffer] , in de slaapkamer liggend op bed met verwondingen aan zijn buik en zijn gezicht, waarvan de verbalisanten vermoedden dat het steekwonden waren.
Er waren meerdere personen in de woning aanwezig, een van hen liet aan een verbalisant een mes zien en verklaarde dat [slachtoffer] met dat mes was gestoken. Het mes was gebroken, lemmet en handvat waren van elkaar gescheiden. De verbalisant zag geen bloedsporen op het mes.
De aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat er bij zijn woning werd aangebeld en dat toen hij opendeed een man en een vrouw voor de deur stonden. “Toen ik de deur opendeed, begonnen ze mij in elkaar te slaan. Ze pakten op een gegeven moment een mes en staken mij in mijn buik. Ze vielen mij allebei aan. Ik wilde de deur dicht doen om ze naar buiten te drijven toen pakte zij dat mes. Ze hebben ook de ruit van de woning vernield.”, aldus de aangever. Later heeft de aangever gezegd dat hij niet had gezien dat de vrouw een mes had.
[persoon A] , de echtgenote van de aangever, heeft verklaard dat een vrouw, naar later bleek de verdachte, nadat er was aangebeld en haar echtgenoot had geopend, in de gang stond en door een man die achter haar stond naar achteren werd getrokken. De vrouw sloeg [slachtoffer] heel hard, waarop [persoon A] haar echtgenoot verder de woning in trok.
[persoon A] zag een mes op de grond liggen dat niet uit haar woning afkomstig was. Het echtpaar [slachtoffer] vluchtte verder de woning in en [persoon A] deed de hiervoor genoemde tussendeur in de gang dicht. De verdachte maakte daarop het glas in die deur kapot en opende de deur weer. Uiteindelijk heeft de man die de verdachte vergezelde de verdachte weggetrokken, waarop zij de woning verlieten, aldus [persoon A] .
In de zich in het dossier bevindende Forensisch Medische Letselrapportage wordt het bij
[slachtoffer] geconstateerde letsel, voor zover hier van belang, omschreven als een steekwond met lengte van 1 cm onder de linker tepel, een oppervlakkige wond op het linker jukbeen en prikletsel, kleiner dan 0,5 cm, bovenbeen rechts.
Het ter plaatse aangetroffen mes werd in beslag genomen en nader onderzocht. Op de punt van het lemmet werd een bloedvlek aangetroffen waarvan het DNA hoogst waarschijnlijk afkomstig is van de aangever. Op het heft werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal drie donoren, waarvan de aangever mogelijk een van de donoren is.
De verdachte heeft verklaard dat zij inderdaad naar de woning van het slachtoffer is gegaan om verhaal te halen naar aanleiding van een eerder incident met haar dochter. Eenmaal bij de woning werd juist het slachtoffer agressief, waardoor de zaak uit de hand liep. De verdachte, het slachtoffer en zijn echtgenote raakten in gevecht in de woning van het slachtoffer, waarbij zij rollend op grond belandden. Uiteindelijk trokken de aangever en zijn echtgenote zich terug achter de tussendeur in de gang die zij, op een gegeven moment, richting de verdachte opensloegen. De verdachte schopte naar het hout van de deur en met dat schoppen vernielde zij de ruit van de tussendeur. De verdachte had geen mes bij zich en heeft ook geen mes gezien.
Hoewel op grond van het bovenstaande kan worden bewezen dat de verdachte de aangever [slachtoffer] , zoals onder 1 subsidiair ten laste gelegd, heeft gestoken, is er ruimte voor twijfel. De verdachte heeft ontkent dat zij een mes bij zich had. De aangever heeft verdachte niet zien steken, maar heeft later geconcludeerd dat dat het geval moet zijn geweest, gezien zijn letsel. Het mes is door een familielid aan de politie overhandigd en zat op dat moment in een plasticzak. Mogelijk dat het op het heft van het mes aangetroffen DNA-mengprofiel duidelijk had kunnen maken of de verdachte het mes in handen heeft gehad, maar dat mengprofiel is niet verder onderzocht en geeft geen uitsluitsel wie het mes hebben vastgehad.
Gelet op dit alles heeft de rechtbank, niettegenstaande de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen, niet de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft niet het opzet gehad op de vernieling van de ruit van de tussendeur in de gang van de woning van het slachtoffer en dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Zoals zij ter terechtzitting verklaarde, probeerde de verdachte, eenmaal in gevecht met het slachtoffer op de grond in de gang, het slachtoffer van zich af te schoppen en raakte zij daarbij de deur, waardoor de ruit in die deur sneuvelde.
4.3.2.
Beoordeling
Uit hetgeen hiervoor onder 4.2.2. is overwogen, blijkt dat de verdachte de confrontatie met de aangever in diens woning heeft gezocht, waarbij zij kennelijk steeds verder de (gang van de) woning binnendrong. Op enig moment trapte zij tegen de tussendeur in de gang, die de echtgenote van het slachtoffer op dat moment (mogelijk ter afweer) opensloeg. De [medeverdachte] , die met de verdachte mee was gekomen, verklaarde dat de verdachte “die man een frontkick gaf, recht vooruit door de ruit van de deur in de gang”. Door op die manier en onder die omstandigheden te schoppen in de richting van de tussendeur, heeft de verdachte opzet gehad op het vernielen van de ruit van de tussendeur. Het wederrechtelijke van haar handelen volgt uit de omstandigheid dat zij zich in de woning van het slachtoffer bevond, terwijl zij daar niets te zoeken had en daar schade veroorzaakte.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, op 28 juni 2022 te [plaats] ,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een gangdeur),
die
aan [slachtoffer]
toebehoorde heeft
vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.

5.Strafbaarheid feit

Het onder 2 bewezen feit levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de ruit van een tussendeur in de woning van het slachtoffer vernield door deze ruit in te trappen. Met deze vernieling heeft de verdachte het slachtoffer schade berokkend en ongemak bezorgd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 oktober 2022. Omdat de reclassering niet in de gelegenheid is geweest om met de verdachte te spreken, kan het recidiverisico niet worden ingeschat en is niet duidelijk of interventies en/of toezicht al dan niet nodig zijn.
De verdachte heeft in deze zaak van 29 juni tot 13 juli 2022, in totaal veertien dagen, in voorlopige hechtenis verbleven. De eis van de officier van justitie komt erop neer dat de verdachte met de door haar ondergane voorlopige hechtenis het onvoorwaardelijke deel van de beoogde gevangenisstraf reeds heeft ondergaan.
De officier van justitie is met haar eis uit gegaan van bewezenverklaring van ook de onder
1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de zware mishandeling en houdt rekening met zowel het tijdsverloop als de omstandigheid dat de verdachte in de tussentijd niet meer met politie of justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal een taakstraf opleggen van na te noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [slachtoffer] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 2.450,- aan materiële schade, bestaande uit schade aan een tv, een muur en een laminaatvloer.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gevorderde schade niet is toegelicht of nader is onderbouwd.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair of subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter en mrs. D.J.C. Peeck en
J.L.M. Boek, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier, en uitgesproken op 10 juni 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en/of al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen in de buik en/of gezicht, althans in het lichaam heeft
gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermalen in de buik en/of gezicht, althans in het lichaam heeft
gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij, op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats] ,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een gangdeur), in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [persoon A] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.