4.2.2.Beoordeling
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Op 28 juni 2022 ging de politie naar een flatwoning te [plaats] , alwaar geschreeuw en glasgerinkel was gehoord. In het trappenhuis van de flat zagen de verbalisanten bloedvlekken liggen die liepen tot aan de voordeur van de desbetreffende woning. Achter de voordeur van deze woning bevond zich een gang en aan het einde van deze gang bevond zich een tussendeur met in het midden glas. Het glas van deze deur was gebroken, er lag glas in de gang. In de woning troffen de verbalisanten een persoon, naar later bleek [slachtoffer] , in de slaapkamer liggend op bed met verwondingen aan zijn buik en zijn gezicht, waarvan de verbalisanten vermoedden dat het steekwonden waren.
Er waren meerdere personen in de woning aanwezig, een van hen liet aan een verbalisant een mes zien en verklaarde dat [slachtoffer] met dat mes was gestoken. Het mes was gebroken, lemmet en handvat waren van elkaar gescheiden. De verbalisant zag geen bloedsporen op het mes.
De aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat er bij zijn woning werd aangebeld en dat toen hij opendeed een man en een vrouw voor de deur stonden. “Toen ik de deur opendeed, begonnen ze mij in elkaar te slaan. Ze pakten op een gegeven moment een mes en staken mij in mijn buik. Ze vielen mij allebei aan. Ik wilde de deur dicht doen om ze naar buiten te drijven toen pakte zij dat mes. Ze hebben ook de ruit van de woning vernield.”, aldus de aangever. Later heeft de aangever gezegd dat hij niet had gezien dat de vrouw een mes had.
[persoon A] , de echtgenote van de aangever, heeft verklaard dat een vrouw, naar later bleek de verdachte, nadat er was aangebeld en haar echtgenoot had geopend, in de gang stond en door een man die achter haar stond naar achteren werd getrokken. De vrouw sloeg [slachtoffer] heel hard, waarop [persoon A] haar echtgenoot verder de woning in trok.
[persoon A] zag een mes op de grond liggen dat niet uit haar woning afkomstig was. Het echtpaar [slachtoffer] vluchtte verder de woning in en [persoon A] deed de hiervoor genoemde tussendeur in de gang dicht. De verdachte maakte daarop het glas in die deur kapot en opende de deur weer. Uiteindelijk heeft de man die de verdachte vergezelde de verdachte weggetrokken, waarop zij de woning verlieten, aldus [persoon A] .
In de zich in het dossier bevindende Forensisch Medische Letselrapportage wordt het bij
[slachtoffer] geconstateerde letsel, voor zover hier van belang, omschreven als een steekwond met lengte van 1 cm onder de linker tepel, een oppervlakkige wond op het linker jukbeen en prikletsel, kleiner dan 0,5 cm, bovenbeen rechts.
Het ter plaatse aangetroffen mes werd in beslag genomen en nader onderzocht. Op de punt van het lemmet werd een bloedvlek aangetroffen waarvan het DNA hoogst waarschijnlijk afkomstig is van de aangever. Op het heft werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal drie donoren, waarvan de aangever mogelijk een van de donoren is.
De verdachte heeft verklaard dat zij inderdaad naar de woning van het slachtoffer is gegaan om verhaal te halen naar aanleiding van een eerder incident met haar dochter. Eenmaal bij de woning werd juist het slachtoffer agressief, waardoor de zaak uit de hand liep. De verdachte, het slachtoffer en zijn echtgenote raakten in gevecht in de woning van het slachtoffer, waarbij zij rollend op grond belandden. Uiteindelijk trokken de aangever en zijn echtgenote zich terug achter de tussendeur in de gang die zij, op een gegeven moment, richting de verdachte opensloegen. De verdachte schopte naar het hout van de deur en met dat schoppen vernielde zij de ruit van de tussendeur. De verdachte had geen mes bij zich en heeft ook geen mes gezien.
Hoewel op grond van het bovenstaande kan worden bewezen dat de verdachte de aangever [slachtoffer] , zoals onder 1 subsidiair ten laste gelegd, heeft gestoken, is er ruimte voor twijfel. De verdachte heeft ontkent dat zij een mes bij zich had. De aangever heeft verdachte niet zien steken, maar heeft later geconcludeerd dat dat het geval moet zijn geweest, gezien zijn letsel. Het mes is door een familielid aan de politie overhandigd en zat op dat moment in een plasticzak. Mogelijk dat het op het heft van het mes aangetroffen DNA-mengprofiel duidelijk had kunnen maken of de verdachte het mes in handen heeft gehad, maar dat mengprofiel is niet verder onderzocht en geeft geen uitsluitsel wie het mes hebben vastgehad.
Gelet op dit alles heeft de rechtbank, niettegenstaande de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen, niet de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste.