ECLI:NL:RBROT:2025:7081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
83-092114-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden met betrekking tot de verdachte rechtspersoon

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon, die beschuldigd werd van het opzettelijk op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen die niet waren toegelaten in de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon in de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021 in Heinenoord, gemeente Binnenmaas, een hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen, waaronder Cholla, Proch450 en Sinaran, op de markt heeft gebracht. Deze middelen waren afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en zijn aangetroffen in Nederland, terwijl het Verenigd Koninkrijk per 31 januari 2020 niet langer lid was van de EU. De verdachte heeft een beroep gedaan op het Terugtrekkingsakkoord, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de gewasbeschermingsmiddelen vóór het einde van de overgangsperiode in de handel waren gebracht.

De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en heeft een geldboete van € 10.000,- opgelegd. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen gewasbeschermingsmiddelen onttrokken aan het verkeer en de pallets verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-092114-23
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon],
gevestigd op het adres: [adres]
,
raadsman mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Wirken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 25.000,-;
  • onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen gewasbeschermingsmiddelen;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen pallets.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte rechtspersoon moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu haar een geslaagd beroep toekomt op de artikelen 40, 41 en 42 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna: het Terugtrekkingsakkoord). De verdachte rechtspersoon heeft aangetoond dat de ten laste gelegde gewasbeschermingsmiddelen vóór het einde van de overgangsperiode in de Europese Unie of het Verenigd Koninkrijk in de handel zijn gebracht, zodat deze in de Europese Unie mochten worden doorgevoerd tot de eindgebruiker.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de tenlastegelegde gewasbeschermingsmiddelen CHOLLA, PROCH450 en SINARAN, die toebehoren aan de verdachte rechtspersoon, op 3 maart 2021 zijn aangetroffen in Heinenoord. Deze gewasbeschermingsmiddelen waren afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en uiteindelijk bestemd voor een bedrijf in Duitsland.
Het Verenigd Koninkrijk is per 31 januari 2020 niet langer lid van de Europese Unie. Van
1 februari tot en met 31 december 2020 was er echter sprake van een overgangsperiode.
Volgens artikel 41 van het Terugtrekkingsakkoord mogen goederen die vóór het eind van deze overgangsperiode in het Verenigd Koninkrijk of de Europese Unie in de handel zijn gebracht, verder op deze markten worden aangeboden en tussen deze markten worden verhandeld tot zij de eindgebruiker bereiken. Volgens artikel 42 van het Terugtrekkingsakkoord is het aan de marktdeelnemer die zich met betrekking tot een specifiek goed op artikel 41 van het Terugtrekkingsakkoord beroept, om aan te tonen dat het goed vóór het einde van de overgangsperiode in de Europese Unie of het Verenigd Koninkrijk in de handel werd gebracht.
De rechtbank stelt vast dat de overgangsperiode was geëindigd op het moment dat de gewasbeschermingsmiddelen op 3 maart 2021 in Nederland op de markt zijn gebracht. En anders dan door de verdediging is bepleit, blijkt uit de door de verdachte rechtspersoon overgelegde facturen niet dat de ten laste gelegde gewasbeschermingsmiddelen vóór het einde van de overgangsperiode door de verdachte rechtspersoon in de Europese Unie of het Verenigd Koninkrijk in de handel zijn gebracht. Het betreft namelijk (pro forma) aankoopfacturen, waaruit niet kan worden opgemaakt dat het gaat om de ten laste gelegde gewasbeschermingsmiddelen en evenmin blijkt hieruit dat die goederen in de handel zijn gebracht. De verdachte rechtspersoon komt reeds daarom geen geslaagd beroep toe op artikel 41 van het terugtrekkingsakkoord.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021, te
Heinenoord, gemeente Binnenmaas,
opzettelijk,
een hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen, te weten
738 jerrycans à 10 liter Cholla en160 jerrycans à 5 liter Proch450 en80 flacons à 1 liter Sinaran,
op de markt heeft gebracht , terwijl deze
gewasbeschermingsmiddelen niet in Nederland en/of Duitsland als betrokken
lidstaat overeenkomstig de Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van
gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en
91/414/EEG van de Raad waren toegelaten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluiten. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen en de maatregel die aan de verdachte rechtspersoon worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen en maatregel is gebaseerd
De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk op de markt brengen van aanzienlijke hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen die niet waren toegelaten in de Europese Unie. Het is niet voor niets dat op nationaal en Europees niveau strenge regelgeving is opgesteld voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Door deze goederen op de markt te brengen in de Europese Unie, heeft de verdachte rechtspersoon inbreuk gemaakt op de nationale en Europese regelgeving die gesteld zijn ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
De rechtbank heeft verder gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusie van de rechtbank
Aan de verdachte rechtspersoon wordt een geldboete opgelegd. De rechtbank heeft gekeken naar de hoogte van geldboetes die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarnaast is bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met het forse tijdsverloop tussen de strafbare feiten en de behandeling daarvan ter terechtzitting, alsmede met de omstandigheid dat eerder een strafbeschikking ter hoogte van €10.000,- is aangeboden. De rechtbank komt gelet op het bovenstaande dan ook tot een lagere geldboete dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht rechtbank de oplegging van een geldboete van €10.000,- en de hieronder besproken verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen gewasbeschermingsmiddelen te onttrekken aan het verkeer en de in beslag genomen pallets verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de gewasbeschermingsmiddelen ten onrechte in beslag zijn genomen en zijn vernietigd.
8.3.
Beoordeling
Gewasbeschermingsmiddelen
De in beslag genomen gewasbeschermingsmiddelen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met betrekking tot deze gewasbeschermingsmiddelen begaan.
Pallets
De in beslag genomen pallets zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van deze pallets begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 23, 33, 33a, 36b, 36c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro);
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf: de pallets (nr. 5);
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de gewasbeschermingsmiddelen (nrs. 1 t/m 4).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J. Knook en E.H. Karakus, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021, te
Heinenoord, gemeente Binnenmaas, in elk geval in Nederland,
opzettelijk,
een hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen, te weten
738, althans een aantal jerrycans à 10 liter Cholla en/of
160, althans een aantal jerrycans à 5 liter Proch450 en/of
80, althans een aantal flacons à 1 liter Sinaran,
op de markt heeft gebracht en/of gebruikt, terwijl deze
gewasbeschermingsmiddelen niet in Nederland en/of Duitsland als betrokken
lidstaat overeenkomstig de Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van
gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en
91/414/EEG van de Raad was/waren toegelaten,
waarbij de begrippen “gewasbeschermingsmiddelen” en “op de markt brengen”
zijn gebruikt in de betekenis die zij hebben in Verordening 1107/2009;
artikel 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, artikel 28 van de
Verordening (EG) 1107/2009, artikel 52 van de Verordening (EG) 1107/2009.