ECLI:NL:RBROT:2025:7052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
10-043799-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en explosief materiaal

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vier vuurwapens, waaronder twee automatische, drie patroonmagazijnen, kogelpatronen en explosief materiaal. De verdachte, geboren op Curaçao in 1977 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, had deze wapens en explosieven in zijn woning, waar ook zijn vriendin en hun tweejarige kind verbleven. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist dat er meer wapens in de koffer zaten, ongeloofwaardig was. De rechtbank achtte het bewijs voldoende dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en explosieven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 44 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-043799-25
Datum uitspraak: 6 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum] 1977,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres],
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde is deels door de verdachte bekend. De verdachte heeft verklaard dat hij één automatisch vuurwapen, één pistool en kogelpatronen heeft gezien, heeft vastgehouden en heeft verplaatst. Over de overige wapens en het explosieve materiaal (feit 3) heeft de verdachte verklaard dat hij deze niet gezien heeft. De verdediging heeft aangevoerd dat derhalve de wetenschap en beschikkingsmacht van deze goederen ontbreekt en de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
De verdachte heeft onder andere verklaard dat hij een koffer bij een kennis – die momenteel gedetineerd zit – moest ophalen. Eenmaal thuis heeft hij de koffer geopend en vond hij een vuurwapen (pistool) in een sok verpakt, een automatisch vuurwapen en meerdere kogelpatronen (munitie). Het vuurwapen heeft hij op een kast in de slaapkamer gelegd, de munitie heeft hij deels in een kluis en deels in zijn auto gelegd en het automatische wapen heeft hij terug gestopt in de koffer. In de koffer zijn nog twee vuurwapens aangetroffen, te weten nog een automatisch vuurwapen en een revolver. Verder werd er een kneedbare stof aangetroffen, wat na explosievenonderzoek door het NFI de explosieve (spring)stof PETN bleek te zijn.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van de vuurwapens, munitie en explosieven is vereist dat de verdachte de vuurwapens, munitie en het explosief aanwezig heeft gehad, dat hij hier wetenschap van had en dat hij hier ook de beschikkingsmacht over had. De verdachte moet de wapens met andere woorden bewust aanwezig hebben gehad. Uit jurisprudentie volgt dat “een meerdere of mindere mate” van bewustheid inhoudt dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende concrete aanknopingspunten bevat op grond waarvan bewezen kan worden dat de verdachte zich bewust was, dan wel moet zijn geweest, van de aanwezigheid van alle wapens, de munitie en het explosief materiaal. Als uitgangspunt geldt dat wanneer er verboden goederen in jouw woning worden aangetroffen, jij daar de ook de beschikkingsmacht en wetenschap over hebt gehad. Dit geldt ook in de zaak van de verdachte. Niet alleen bevond de koffer zich in de woning waar hij verbleef, de verdachte heeft de koffer zelfs geopend en een aantal van de wapens gezien en vastgehouden. De overige wapens zaten op dezelfde manier “verpakt” in kledingstukken in de koffer. De rechtbank weegt verder mee dat de verdachte wisselend en onsamenhangend heeft verklaard over het aantreffen en verplaatsen van de wapens en munitie. Eerst heeft hij gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht, later bekende hij dat hij de koffer heeft geopend, maar niets heeft gezien. Pas nadat hij specifiek geconfronteerd wordt met de wapens en munitie die buiten de koffer zijn aangetroffen, bekent de verdachte dat hij deze inderdaad heeft vastgehouden en verplaatst. De verdachte kan geen logische reden geven voor het verplaatsen van deze spullen – bijvoorbeeld naar zijn auto. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat er nog meer wapens in de koffer zaten daarom ongeloofwaardig. Dit betekent dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over alle aangetroffen wapens, de munitie en het explosieve materiaal. Daarmee heeft de verdachte deze goederen ook voorhanden gehad.
Conclusie
Dit betekent dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 februari 2025 te Rotterdam wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een automatisch vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een automatisch geweer van het merk/type Cugir 63, kaliber 7.62 x 39 mm, en- een automatisch vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een automatisch geweer van het merk/type Samopal Vzor 58, kaliber 7.62 x 39 mm, en (bijbehorende) onderdelen van wapens, te weten drie patroonmagazijnen voor automatische wapens (bekend onder de naam) AK -47 en CZ Vz 56, van het kaliber 7.62 x 39 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 12 februari 2025 te Rotterdam wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk: Zoraki, model: 906, kaliber: 7.65 MM, en (bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, en- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk: BBM, model: Olympic 38, kaliber .22LR, en- munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten tien kogelpatronen van het kaliber 9 mm en vijftien kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 39 mm en eenenveertig kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 12 februari 2025 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, namelijk 500 gram PETN (kneed)springstof, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd

enhandelen in strijd met artikelen 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;

2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie, meermalen gepleegd;

enhandelen in strijd met artikelen 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een voorwerp van categorie II, onderdeel 7º.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vier (waaronder twee automatische) vuurwapens, drie patroonmagazijnen, kogelpatronen en explosief materiaal. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot sterke gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De aangetroffen explosieve stof wordt binnen het criminele circuit gebruikt voor bijvoorbeeld aanslagen en plofkraken. Bovendien lagen de wapens en deze stof in een woning waar de verdachte zijn vriendin en hun tweejarig kind woont. De verdachte heeft niet alleen de samenleving, maar ook zijn eigen familie in gevaar gebracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld en ook voor soortgelijke strafbare feiten. Deze veroordeling dateert van 2005, zodat de rechtbank daar in de strafmaat geen rekening mee zal houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank neemt de omstandigheden waaronder verdachte deze wapens heeft bewaard in straf vermeerderende zin mee. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 44 (vierenveertig) maanden, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 44 (vierenveertig) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven voorzitter,
en mrs. H. Wielhouwer en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 februari 2025 te Rotterdam
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en
munitie,
te weten
- een automatisch vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een automatisch geweer van het merk/type Cugir 63, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of
- een automatisch vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een automatisch geweer van het merk/type Samopal Vzor 58, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of (bijbehorende) onderdelen van wapens, te weten drie, althans een of meerdere
patroonmagazijnen voor automatische wapens (bekend onder de naam) AK -47
en/of CZ Vz 56, van het kaliber 7.62 x 39 mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 12 februari 2025 te Rotterdam
wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool van het merk: Zoraki, model: 906, kaliber: 7.65 MM, en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2,
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes, althans een of meerdere
kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 7.65 mm, en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
revolver van het merk: BBM, model: Olympic 38, kaliber .22LR, en/of
- munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten tien, althans een of meerdere kogelpatro(o)n(en)
van het kaliber 9 mm en/of vijftien, althans een of meerdere kogelpatro(o)n(en) van
het kaliber 7.62 x 39 mm en/of eenenveertig, althans een of meerdere
kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 12 februari 2025 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of
door middel van ontploffing, namelijk 500 gram SEMTEX 1A,
voorhanden heeft gehad.