Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 januari 2025, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord, met bijlagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2025, staat de huurachterstand van € 11.800 centraal. Eiseres, woonachtig in Capelle aan den IJssel, heeft de gedaagde, woonachtig in Papendrecht, aangeklaagd voor het betalen van deze huurachterstand die is ontstaan tussen 1 januari 2023 en 1 juni 2024. Eiseres stelt dat er een huurovereenkomst is gesloten op 1 november 2021, maar gedaagde betwist dat hij huurder was in de betreffende periode. Gedaagde beweert dat een werknemer van hem, [naam 2], de huurovereenkomst heeft gesloten en dat hij slechts als tussenpersoon heeft gefungeerd. Tijdens de zitting op 5 maart 2025 was gedaagde niet aanwezig, terwijl eiseres en de beheerder van het pand wel aanwezig waren.
De kantonrechter oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de huurachterstand van € 11.593,55, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet de huurder was. De rechter wijst de vordering van eiseres tot betaling van incassokosten en rente af, omdat de huurovereenkomst een oneerlijke bepaling bevatte die gedaagde benadeelt. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat er geen andere oneerlijke bepalingen in de overeenkomst zijn. Gedaagde wordt verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 456,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.