Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de beschikking van 1 april 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het bericht met bijlagen van de GI, inhoudende een briefrapportage van 8 mei 2025 en het gezinsplan van 19 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op 26 mei 2025;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 30 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
- [minderjarige] , die tevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling is gehoord, met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
2.De feiten
2.3. Bij beschikking van 6 november 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot
3.Het aangehouden verzoek
4. Het standpunt van de GI4.1. De GI handhaaft het resterende gedeelte van het verzoek en licht het als volgt toe. De vaste jeugdbeschermer van [minderjarige] is volledig uitgevallen, waardoor het hulpverleningstraject de afgelopen periode onder druk is komen te staan. De waarnemende jeugdbeschermer is pas kort voorafgaand aan de zitting slechts in hoofdlijnen geïnformeerd. De GI ziet dat [minderjarige] zich gedurende haar verblijf bij Schakenbosch op meerdere terreinen positief ontwikkeld. Tegelijkertijd benadrukt de GI dat het traject van [minderjarige] zich nog in een kwetsbare fase bevindt. De gedragswetenschapper heeft in haar verklaring gewezen op het risico van terugval. Daarbij komt dat de relatie tussen [minderjarige] en de moeder onstabiel is. Een hybride plaatsing zou een logische vervolgstap voor [minderjarige] zijn, mits deze stap goed wordt begeleid. De komende periode is het van belang dat daarvoor een concreet hulpverleningsplan wordt opgesteld door de GI met behulp van de betrokken instanties en het netwerk van [minderjarige] .
5.Het standpunt van [minderjarige]
6.De beoordeling
7.De beslissing
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.