ECLI:NL:RBROT:2025:6978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 2147
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak betreffende studiefinanciering

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2025, met zaaknummer ROT 24/2147, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de proceskosten. Verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen het besluit van de minister van 19 januari 2024, omdat de minister bij brief van 12 december 2024 had meegedeeld dat, naar aanleiding van een door verzoekster ingediend nader advies van de Nuffic, de gevraagde studiefinanciering vanaf oktober 2023 alsnog was toegekend. Dit advies toonde aan dat de accreditatie van de gevolgde opleiding was verlengd voor de totale cursusduur.

De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister verzet zich hiertegen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is er geen sprake van tegemoetkomen, omdat de minister het bestreden besluit heeft ingetrokken op basis van nieuwe informatie die door verzoekster is verstrekt na het bestreden besluit. Hierdoor is er geen aanleiding om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, en wordt het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. G.J.M. Naber).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van de minister van 19 januari 2024. Zij heeft het beroep ingetrokken, omdat de minister de rechtbank bij brief van 12 december 2024 heeft meegedeeld dat naar aanleiding van een door eiseres nà de zitting ingediend nader advies van de Nuffic alsnog de gevraagde studiefinanciering vanaf oktober 2023 aan eiseres is toegekend. Dit omdat uit betreffende informatie blijkt dat de accreditatie van de gevolgde opleiding is verlengd voor de totale cursusduur.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld zich te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb indien sprake is van door de betrokkene nà het bestreden besluit verstrekte informatie die een ander licht op de zaak werpt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1462). Dat is hier aan de orde. De minister heeft het bestreden besluit immers ingetrokken, omdat eiseres in beroep een nader advies van de Nuffic heeft overgelegd dat een ander licht op de zaak werpt. De minister is met de intrekking van het bestreden besluit dan ook niet aan verzoekster tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat er geen aanleiding bestaat om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).