In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, een autoschadeherstelbedrijf, en een gedaagde, die zelf procedeert. De eiseres vordert betaling van € 1.611,17 van de gedaagde, die een overeenkomst heeft gesloten voor het herstel van schade aan zijn auto na een ongeluk. De gedaagde heeft de schadevergoeding van zijn verzekering, Univé, ontvangen, maar heeft de betaling aan de eiseres nagelaten. De eiseres heeft meerdere aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde heeft hierop niet gereageerd.
Tijdens de zitting op 9 mei 2025 heeft de kantonrechter de zaak besproken. De gedaagde betwist dat hij contractspartij is en stelt dat de schade aan de vering niet door het ongeluk is veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt echter dat de gedaagde wel degelijk verantwoordelijk is voor de betaling, omdat hij de overeenkomst heeft ondertekend en de schade aan zijn auto is hersteld door de eiseres. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiseres toe en oordeelt dat de gedaagde € 1.611,17 moet betalen, evenals incassokosten van € 241,68 en proceskosten van € 1.019,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het bedrag direct kan vorderen, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.
De kantonrechter benadrukt dat de gedaagde verantwoordelijk blijft voor de betaling, ongeacht de uitkering van de verzekering. De eiseres heeft voldoende bewijs geleverd dat de schade aan de auto is hersteld en dat de gedaagde de betaling verschuldigd is. De gedaagde kan zijn geschil met de verzekering niet ten laste van de eiseres leggen, aangezien deze geen partij is in de verzekeringskwestie.