Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Procedure
2.Voorafgaande veroordeling
3.Vordering van de officier van justitie
4.Standpunt verdediging
5.Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 118.281,24. [3] Daarbij wordt opgemerkt dat ten aanzien van [naam persoon 4] in de ontnemingsrapportage deels wordt uitgegaan van een periode buiten de in de strafzaak bewezenverklaarde periode (namelijk vanaf 1 januari 2016 i.p.v. 1 februari 2016), maar er bestaan voldoende aanwijzingen (zie bijvoorbeeld het tweede getuigenverhoor van [naam persoon 4] ) dat in wezen dezelfde strafbare feiten ook destijds al door de betrokkene zijn begaan, nu [naam persoon 4] aangeeft ook toen al werkzaam te zijn geweest bij [naam bedrijf] .
€ 141.095,64.
€ 45.434,-. [5]
€ 141.095,64-/-
€ 45.434,-=
€ 95.661,64.
6.Vaststelling van de betalingsverplichting
€ 90.661,64( € 95.661,64 minus € 5.000,-) aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
7.Maximale duur gijzeling
- voor bedragen tot € 50.000,- geldt een maximum van 360 dagen;
- voor bedragen tot € 500.000,- geldt een maximum van 720 dagen;
- voor bedragen van € 5.000.000,- of meer geldt een maximum van 1080 dagen.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
€ 95.661,64 (zegge: vijfennegentigduizend zeshonderdeenenzestig euro en vierenzestig cent);
€ 90.661,64 (zegge: negentigduizend zeshonderdeenenzestig euro en vierenzestig cent)ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel;
393 (zegge: driehonderddrieënnegentig) dagen.