ECLI:NL:RBROT:2025:6885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11662182 VV EXPL 25-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over schorsing werknemer en persoonsgericht onderzoek bij GR Sociaal

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een werknemer van de Gemeenschappelijke regeling Sociaal, en zijn werkgever, GR Sociaal. De werknemer was geschorst na anonieme meldingen van misstanden en integriteitsschendingen binnen de organisatie. De werknemer vorderde opheffing van zijn schorsing, intrekking van een vacature voor zijn functie en stopzetting van een persoonsgericht onderzoek naar zijn handelen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer afgewezen. De rechter oordeelde dat GR Sociaal voldoende zwaarwegende belangen had om de schorsing in stand te houden, gezien de lopende onderzoeken en de onrust binnen de organisatie. De kantonrechter benadrukte dat de schorsing was gebaseerd op artikel 11.4 van de cao SGO en dat het belang van de werkgever om het onderzoek af te wachten zwaarder woog dan het belang van de werknemer om terug te keren naar zijn functie. De rechter wees ook de vordering tot intrekking van de vacature en stopzetting van het onderzoek af, en veroordeelde de werknemer in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie Dordrecht
zaaknummer: 11662182 VV EXPL 25-23
datum uitspraak: 5 juni 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Kedichem,
eiser,
gemachtigde: mr. S. van Waegeningh,
tegen
het openbaar lichaam
Gemeenschappelijke regeling Sociaal,
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigden: mr. D.J.A. Vesters en mr. V.E. Schröder.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘GR Sociaal’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 april 2025, met bijlagen 1 tot en met 38;
  • de brief van 30 april 2025 van [eiser], met bijlagen 39 en 40;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van [eiser] van 7 mei 2025, met bijlagen 41 tot en met 48;
  • de pleitaantekeningen van [eiser].
1.2.
Op 9 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser], mr. S. van Waegeningh, [naam 1] (voorzitter van het dagelijks bestuur van GR Sociaal), [naam 2] (onafhankelijk intern procesbegeleider) en mr. D.J.A. Vesters.
1.3.
De zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van de uitkomst van overleg tussen partijen. Bij e-mailbericht van 23 mei 2025 heeft [eiser] de kantonrechter bericht dat het overleg niet tot resultaat heeft geleid.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Op 30 januari 2025 heeft GR Sociaal [eiser] vanwege diverse meldingen en signalen bij wege van ordemaatregel geschorst. [eiser] vordert dat de schorsing wordt opgeheven en hij weer wordt toegelaten tot zijn werkzaamheden. Daarnaast wil [eiser] dat de vacature die GR Sociaal heeft uitgezet voor zijn functie wordt ingetrokken en dat het persoonsgericht onderzoek dat naar hem is ingesteld wordt stopgezet. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Hierna wordt toegelicht waarom.
Wat is er gebeurd?
2.2.
GR Sociaal is een openbaar lichaam op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Binnen GR Sociaal werken de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht (“Drechtsteden”) samen op diverse onderwerpen in het sociale domein. De Sociale Dienst Drechtstreden (hierna: SDD) is onderdeel van GR Sociaal.
2.3.
[eiser] is op 1 augustus 2018 bij (de rechtsvoorganger van) GR Sociaal in dienst getreden. [eiser] is werkzaam als algemeen directeur SDD en neemt plaats in het dagelijks bestuur (hierna: het DB) van GR Sociaal als secretaris.
2.4.
Op 2 december 2024 ontving het DB van GR Sociaal per e-mail een anonieme melding van ‘een groep anonieme bezorgde medewerkers van de SSD’. De melding heeft als onderwerp: “Urgente Oproep tot Ingrijpen bij de Sociale Dienst Drechtsteden: Structurele Misstanden, Integriteitsschendingen en Falende Dienstverlening”. De anonieme melding is ook in de media terecht gekomen.
2.5.
Het DB van GR Sociaal heeft vervolgens besloten om een extern onderzoek te starten. GR Sociaal en [eiser] hebben in overleg besloten dat [eiser] gedurende het onderzoek verlof zou opnemen om ruimte te bieden aan het onderzoek. [naam 3] is als tijdelijk plaatsvervangend directeur aangesteld.
2.6.
GR Sociaal heeft het onderzoeksbureau Strated Consulting (hierna: Strated) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de vermeende aantijgingen (hierna: het vooronderzoek) en GR Sociaal heeft [naam 2] van Lysias aangesteld als onafhankelijk procesbegeleider. Strated heeft vervolgens een meldpunt geopend voor huidige en voormalige medewerkers en betrokkenen die relevantie informatie (zowel bevestigende als ontkrachtende) hebben in het kader van de aantijgingen.
2.7.
Bij brief van 15 januari 2025 informeert het DB [eiser] over de aan het vooronderzoek ten grondslag liggende onderzoeksvraag:
“Onderzoek de inhoud van diverse meldingen en stel feitelijk onderbouwd vast of sprake kan zijn van zakelijk en/of sociale integriteitsschendingen. Benoem hierbij relevante personen en/of gremia. Bekijk tevens of er al eerder signalen zijn afgegeven en wat hiermee is gebeurd. Indien het eerste onderzoek aanleiding geeft voor rudimentaire bevindingen op het gebied van primair proces en/of bedrijfsvoering, benoem deze eveneens, maar leg hier niet de focus op. Geef op basis van de resultaten van het verkennend vooronderzoek aanbevelingen voor een eventueel vervolg (bijv. persoonsgericht onderzoek of verdiepend
onderzoek naar bedrijfsvoering/cultuur).”
2.8.
Bij brief van 31 januari 2025 heeft GR Sociaal [eiser] bericht dat Strated met haar de tussentijdse resultaten van het verkennend vooronderzoek heeft gedeeld en besproken, en dat op grond van voorlopige bevindingen Strated aan GR Sociaal heeft laten weten dat zij een voldoende gerechtvaardigd belang ziet om een persoonsgericht onderzoek naar het handelen en/of nalaten van [eiser] in te stellen. GR Sociaal heeft [eiser] vervolgens bericht dat zij heeft besloten dit advies over te nemen en een persoonsgericht onderzoek naar [eiser] in te stellen. GR Sociaal heeft [eiser] tevens verboden om contact op te nemen met (oud)-collega’s over alles wat met het onderzoek te maken heeft. Daarnaast heeft GR Sociaal [eiser] bericht dat zij gelet op de diverse meldingen en signalen tot nu toe reden ziet voor het opleggen van een ordemaatregel, zijnde schorsing. Met ingang van 30 januari 2025 heeft GR Sociaal het verlof van [eiser] omgezet in een schorsing tot (in ieder geval) 1 mei 2025 op grond van artikel 11.4 van de cao samenwerkende gemeentelijke organisaties (hierna: cao SGO).
2.9.
Bij brief van 20 februari 2025 heeft het DB van GR Sociaal een laatste waarschuwing opgelegd aan [eiser] om op geen enkele wijze (op welke manier dan ook) contact te hebben, te zoeken en/of te onderhouden met (oud-)collega’s.
2.10.
Op 6 maart 2025 heeft het eerste gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en Strated in het kader van het persoonsgericht onderzoek. Op 25 maart 2025 heeft het tweede onderzoek plaatsgevonden.
2.11.
Op 15 april 2025 is [eiser] ervan op de hoogte geraakt dat GR Sociaal een vacature heeft uitgezet voor ‘Interim Directeur GR Sociaal Drechtsteden’ met een verwachte looptijd van 12 maanden, met mogelijkheid tot verlenging.
2.12.
Op 16 april 2025 heeft Strated [eiser] uitgenodigd voor een extra interview als gevolg van een extra gemaakte concretiseringslag/de-anonimiseringsslag. [eiser] heeft Strated bericht dat hij zijn medewerking aan het onderzoek opschort, in afwachting van de uitkomst van een door hem aangespannen kort geding.
2.13.
[eiser] is van mening dat uit de uitgezette vacature volgt dat GR Sociaal niet van plan is het persoonsgericht onderzoek af te wachten en dat hij daarom een groot en urgent belang heeft bij onmiddellijke terugkeer in zijn functie teneinde te voorkomen dat zijn functie definitief wordt afgenomen. [eiser] vordert daarom in kort geding, samengevat, GR Sociaal te veroordelen:
  • [eiser] toegelaten tot zijn werk en hem in staat te stellen alle gebruikelijke werkzaamheden zoals hij voorafgaand aan zijn schorsing deed met alle bevoegdheden en faciliteiten die daarbij horen, zoals maar niet beperkt tot de toegang tot alle interne systemen van de organisatie van GR Sociaal, weer te hervatten, op verbeurte van een dwangsom;
  • de vacaturetekst in te trekken, op verbeurte van een dwangsom;
  • het persoonsgericht onderzoek stop te (laten) zetten en alle in dat kader opgestelde documentatie te (laten) vernietigen, op verbeurte van een dwangsom;
  • tot betaling van de volledige door [eiser] gemaakte kosten van juridische bijstand, dan wel om de proceskosten aan [eiser] te betalen, met wettelijke rente.
[eiser] heeft een spoedeisend belang en de zaak is geschikt voor kort geding
2.14.
Uit de inhoud van zijn vordering, wedertewerkstelling na een schorsing, volgt afdoende dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorziening, zodat hij ontvankelijk is in zijn vordering. Dat [eiser] niet eerder, maar pas nadat hij op de hoogte is geraakt van de vacature, een kort geding is begonnen, maakt niet dat het spoedeisend belang ontbreekt. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij door de vacature zich genoodzaakt zag om actie te ondernemen, omdat hij bang is dat zijn functie definitief wordt afgenomen. De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat onderhavige kwestie geschikt is voor een beslissing in kort geding. Bij de beoordeling van de vraag of de schorsing moet worden opgeheven moeten immers alle belangen van partijen worden meegewogen.
De wedertewerkstelling wordt afgewezen
2.15.
De kantonrechter wijst de gevorderde wedertewerkstelling af. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat GR Sociaal voldoende zwaarwegend belang heeft bij het in stand laten van de schorsing. Hierna wordt toegelicht waarom.
2.16.
Volgens GR Sociaal heeft zij [eiser] geschorst, omdat de bedrijfs- of dienstbelangen dat noodzakelijk maken (artikel 11.4 lid 1 onder b van de cao SGO). De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat de schorsing vanwege het verstrijken van de looptijd (1 mei 2025) niet meer voldoet aan artikel 11.4 lid 2 van de cao SGO en de rechtsgrond is komen te vervallen. In de brief van 31 januari 2025 staat immers vermeld dat de schorsing tot
in ieder geval1 mei 2025 zal duren en dat de schorsing gekoppeld is aan het onderzoek, wat nog niet is afgerond.
2.17.
Daarnaast zal de eis van een werknemer tot wedertewerkstelling moet worden getoetst aan de norm van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. Het antwoord op de vraag of een werkgever verplicht is een werknemer in staat te stellen de overeengekomen arbeid te verrichten is afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst, van de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden van het geval. [1] In het algemeen geldt dat een non-actiefstelling of een vrijstelling van werkzaamheden tegen de zin van de werknemer een zeer ingrijpende maatregel is die voor werknemers vaak een diffamerend karakter heeft. Voor een dergelijke ingrijpende maatregel moet sprake zijn van een redelijke en zwaarwegende grond, gelet op het in beginsel zwaarwegende belang van de werknemer om de overeengekomen arbeid te kunnen blijven verrichten.
2.18.
Hoewel [eiser] een zwaarwegend belang heeft bij de terugkeer naar zijn functie, is het belang van GR Sociaal bij het in stand laten van de schorsing naar het oordeel van de kantonrechter groter. De anonieme melding van 2 december 2024 ziet namelijk voor een groot deel op het gedrag en de wijze van leidinggeven/besturen door [eiser] en dit is volgens GR Sociaal ook het geval wat betreft een deel van de meldingen die in het kader van het vooronderzoek zijn gedaan bij Strated. Als gevolg van al deze meldingen is GR Sociaal een persoonsgericht onderzoek gestart naar [eiser]. Volgens GR Sociaal is er door de meldingen en de daaraan gegeven media-aandacht grote onrust ontstaan binnen de organisatie en is het vertrouwen van de medewerkers in [eiser] alsook de gehele organisatie op dit moment laag.
2.19.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de onrust in de organisatie en het nog lopende persoonsgericht onderzoek naar [eiser], GR Sociaal voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet wenselijk is dat [eiser] nu al terugkeert naar de werkvloer. Een goed werkgever moet immers ook reageren op signalen dat sprake is van een onveilige werkomgeving. Eerst zal dus de uitkomst van het persoonsgericht onderzoek moeten worden afgewacht. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat er onvoldoende feitelijke onderbouwing is voor het gestarte persoonsgerichte onderzoek. Ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat de feitelijke informatie onvoldoende is geconcretiseerd waardoor [eiser] zich niet goed kan verweren, want Strated heeft de hypothesen gedeeld met [eiser] en Strated heeft voor en met name tijdens de gesprekken een deel van de meldingen gedeeld met [eiser] en hem in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Strated wilde daarnaast nog een extra interview met [eiser] houden als gevolg van een extra gemaakte concretiseringslag/de-anonimiseringsslag, waarbij [eiser] dus meer informatie zou ontvangen, maar [eiser] heeft zijn medewerking aan het onderzoek opschort in afwachting van de uitkomst van dit kort geding. Het is op dit moment dus niet aannemelijk dat ten onrechte een persoonsgericht onderzoek naar [eiser] is gestart en evenmin dat [eiser] onvoldoende informatie zou hebben gehad. Het belang van GR Sociaal om het persoonsgericht onderzoek eerst af te wachten is daarom groter, dan het belang van [eiser] om terug te keren naar zijn functie.
2.20.
De kantonrechter weegt bij deze beslissing ook mee dat GR Sociaal op de zitting heeft toegelicht dat de vacature, die slechts in beperkte kring is uitgezet, niet bedoeld is om [eiser] nu al te vervangen, ondanks dat uit de GR Sociaal-Nieuwflits van 18 april 2025 [2] misschien wat anders kan worden afgeleid. Volgens GR Sociaal wil zij namelijk met de vacature alvast vooruit lopen op het mogelijk scenario dat [eiser] niet kan terugkeren in zijn functie. In dat geval is het volgens GR Sociaal niet wenselijk dat de huidige waarnemend directeur bepaalde besluiten moet nemen en daarna moet terugkeren in zijn eigen functie. GR Sociaal heeft voor dat scenario alvast een vacature uitgezet, omdat het de verwachting is dat de zoektocht naar een interim directeur een aantal weken in beslag zal nemen. Tijdens de zitting heeft GR Sociaal ook toegelicht dat als [eiser] wel kan terugkeren in zijn functie, dat onderwerp van gesprek zal worden en bezien zal moeten worden hoe [eiser] terug kan keren in zijn functie. De vrees van [eiser] dat zijn functie thans definitief wordt afgenomen is dus niet terecht.
2.21.
Het is voorts ook niet de verwachting dat het persoonsgericht onderzoek nog lang op zich laat wachten, want tijdens de zitting heeft GR Sociaal gezegd dat zij verwacht dat het onderzoek in de loop van mei is afgerond. Aangezien de kantonrechter tijdens de aanhouding van de zaak geen bericht van partijen over de afronding van het onderzoek heeft ontvangen, gaat de kantonrechter ervan uit dat het persoonsgericht onderzoek thans nog niet is afgerond, maar dat het niet lang meer op zich laat wachten.
2.22.
Gelet op het voorgaande is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet de verwachting dat in een gewone procedure zal worden geoordeeld dat de schorsing onterecht is. Dit betekent dat de vordering van [eiser] om hem toe te laten tot zijn werk wordt afgewezen.
De vacature hoeft niet te worden ingetrokken
2.23.
GS Sociaal hoeft de vacature niet in te trekken. Gelet op wat hiervoor is overwogen hoeft GS Sociaal [eiser] niet toe te laten tot zijn functie, zodat de reden waarom GS Sociaal de vacature heeft uitgezet nog niet is vervallen. Daarnaast kan [eiser] niet gevolgd worden in zijn stelling dat GS Sociaal met de vacature vooruit loopt op haar eigen onderzoeken, omdat GS Sociaal op de zitting heeft toegelicht dat de vacature is uitgezet voor het scenario dat uit het persoonsgericht onderzoek volgt dat [eiser] niet kan terugkeren in zijn functie en dat slechts sprake is van een vacature voor een tijdelijke functie. Er is daarom geen grond om GS Sociaal te veroordelen om de vacature in te trekken.
Het persoonsgericht onderzoek hoeft niet te worden stopgezet
2.24.
De kantonrechter ziet voorts geen grond om GR Sociaal te veroordelen om het persoonsgericht onderzoek naar [eiser] stop te zetten. Gelet op wat hiervoor is overwogen kan [eiser] namelijk niet gevolgd worden in zijn standpunt dat GS Sociaal vanwege het uitzetten van de vacature al heeft besloten dat [eiser] niet terugkeert in zijn functie en dat daarom een persoonsgericht onderzoek niet meer nodig is.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.25.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Gelet hierop wijst de kantonrechter de vordering van [eiser] af om GS Sociaal te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten aan [eiser]. De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan GS Sociaal moet betalen op € 814,-aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat GS Sociaal dat eist en [eiser] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van GS Sociaal worden begroot op € 949,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis, wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
31688

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 mei 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC2497, NJ 1989,801.
2.Productie 43 van [eiser].