ECLI:NL:RBROT:2025:6812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
10/094218-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging wegens gebrek aan kennis van de verdachte van de tegen hem gerezen verdenking

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die niet in Nederland woonachtig is en geen kennis heeft kunnen nemen van de tegen hem ingestelde strafvervolging. De verdachte, geboren in 1984, werd op 24 januari 2025 aangetroffen onder een trailer van een vrachtauto met een koelcontainer, samen met andere personen zonder identiteitspapieren. Tijdens het onderzoek bleek dat de verdachte mogelijk betrokken was bij mensensmokkel. Echter, de verdachte is nooit als zodanig verhoord en heeft geen dagvaarding ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de verdenking en dat dit in strijd is met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte. De beslissing is genomen in het belang van de waarborgen van een eerlijk proces, waarbij de verdachte effectief op de hoogte moet zijn van de tegen hem aanhangige strafzaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/094218-25
Datum uitspraak: 20 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen en
zonder bekende feitelijke verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Geldigheid dagvaarding

De dagvaarding is geldig.

4.Bevoegdheid rechtbank

De rechtbank is bevoegd.

5.Ontvankelijkheid officier van justitie

5.1.
Vaststaande feiten
Op 24 januari 2025 is een vrachtauto met koelcontainer aan boord van het schip [naam vaartuig] gecontroleerd door beveiligingspersoneel van het DFDS-haventerrein te Vlaardingen met als bestemming Groot-Brittannië. Tijdens de controle werd een persoon onder de trailer aangetroffen die zich niet kon identificeren. Deze persoon bleek te zijn, [verdachte] , afkomstig uit [land] en ten tijde van het aantreffen illegaal in Nederland. In de koelcontainer werd nog een achttal personen aangetroffen zonder identiteitspapieren met de Turkse, Iraakse en Koeweitse nationaliteit.
Ten behoeve van het opsporingsonderzoek zijn de vreemdelingen, ook [verdachte] , als getuige gehoord en zijn de mobiele telefoons inbeslaggenomen. Zij verklaarden dat zij geld hebben betaald om naar Groot-Brittannië te kunnen reizen. Uit de analyse van de onder [verdachte] inbeslaggenomen telefoon is het vermoeden ontstaan dat [verdachte] hand- en spandiensten heeft verleend tot het mogelijk maken van de mensensmokkel van de betreffende vreemdelingen. [verdachte] is net als de andere vreemdelingen heengezonden.
Voor nader verhoor van [verdachte] (als verdachte) is een onderzoek ingesteld naar zijn verblijfplaats. Uit dit onderzoek blijkt dat [verdachte] zich na heenzending niet gemeld heeft in Ter Apel en met onbekende bestemming is vertrokken. Tot op heden is van hem geen verblijfplaats bekend. Op 28 maart 2025 werd [verdachte] ter fine van opsporing en aanhouding nationaal gesignaleerd. De dagvaarding is op 23 april 2025 aan het openbaar ministerie betekend omdat van de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] nimmer als verdachte is verhoord en dat hem geen dagvaarding heeft bereikt. [verdachte] is niet ter zitting verschenen, noch een raadsman/vrouw uit zijn naam. De rechtbank ziet zich – gelet op voornoemde vaststaande feiten – voor de vraag gesteld of hij kennis heeft genomen van de tegen hem gerezen verdenking.
5.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld. De reden dat de verdachte niet is gehoord, is omdat de politie aanvankelijk dacht dat de verdachte slechts een van de vreemdelingen was die werd gesmokkeld. De verdenking is pas ontstaan nadat de telefoons zijn uitgelezen en nadat verdachte was heengezonden. De politie heeft vervolgens alles in werking gesteld om de verdachte alsnog als verdachte te horen. Daar komt bij dat de verdachte weet dat zijn telefoon in beslag is genomen en redelijkerwijs heeft kunnen verwachten dat er een verdenking tegen hem zou ontstaan.
5.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen kennis heeft van de verdenking en de tegen hem ingestelde strafvervolging. Uitgangspunt in zowel nationale als Europese jurisprudentie en wetgeving is dat de verdachte effectief in kennis moet zijn gesteld van de tegen hem aanhangige strafzaak. Deze waarborg, die ligt besloten in het in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens neergelegde recht op een eerlijk proces, komt in het gedrang op het moment dat iemand wordt veroordeeld die niet op de hoogte is gesteld van de tegen hem ingestelde verdenking en strafvervolging en ook geen effectieve verdediging heeft kunnen voeren. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte.
5.4.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mr. M.I. Blagrove en mr. L.B. Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge en mr. A.B.A. Slebus, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Vlaardingen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten acht, althans één of meer, personen met de Turkse
en/of Koeweitse en/of Irakese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of Groot-Brittannië,
zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of
genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- telefonisch informatie te geven aan een onbekend gebleven medeverdachte over
de locatie van de vrachtwagen waarin bovengenoemde personen in zijn
aangetroffen, en/of
- telefonisch aanwijzingen te geven aan een onbekend gebleven medeverdachte
wanneer bovengenoemde personen zich aan boord van de vrachtwagen bevinden
en/of wanneer de vrachtwagen met bovengenoemde personen kan wegrijden
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf
in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of
gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal
vrachtwagenchauffeur.