Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
- de beschikking van 14 november 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 14 maart 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum;
- het proces-verbaal van de zitting van 14 mei 2025.
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
2.De feiten
2.3. Bij beschikking van 14 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
3.Het aangehouden verzoek
4.De standpunten
4.2. Door en namens de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder ziet ook dat [minderjarige] grote stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling. Zij is blij met zijn positieve gedrag. De moeder wil graag dat [minderjarige] zo snel mogelijk thuis wordt geplaatst, maar geeft ook eerlijk aan dat zij het spannend vindt. De moeder is bang voor een mogelijke terugval gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Ook is haar huidige situatie financieel zwaar, onder andere door de hoge reiskosten van [minderjarige] , die zij moet dragen. De moeder wil dat een thuisplaatsing zorgvuldig gebeurt met de juiste begeleiding, zodat de stabiliteit gewaarborgd blijft. Daarom staat de moeder open voor een tussenstap, zoals een plaatsing in een KTC.
5.De beoordeling
5.2. Momenteel lijkt het goed te gaan met [minderjarige] . Hij functioneert goed op de groep en zijn bezoekmomenten bij de moeder verlopen positief. Toch zijn er nog zorgen over hem. [minderjarige] laat soms nog onvoorspelbaar gedrag zien en hervalt in oude patronen. Zo is [minderjarige] zijn OV-chipkaart kwijtgeraakt en heeft hij gereisd zonder geldig vervoerbewijs. Dit heeft voor de moeder extra kosten en zorgen opgeleverd. De kinderrechter ziet dat [minderjarige] zich in de afgelopen periode positief heeft ontwikkeld, maar acht het op dit moment nog te vroeg om hem weer volledig thuis te plaatsen. Er is nog te veel onzekerheid en er bestaat een te groot risico op terugval. Tijdens de zitting heeft de moeder zelf ook aangegeven dat zij twijfelt of het goed blijft gaan als [minderjarige] nu volledig thuisgeplaatst wordt. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] voorlopig op zijn groep bij [behandelgroep] moet blijven. In de komende periode dient te worden bepaald waar het perspectief van [minderjarige] ligt en hoe zijn verdere behandeling eruit moet zien. De komende periode zal ook het persoonlijkheidsonderzoek worden afgerond. Naar aanleiding van deze informatie kan een passende vervolgplek voor [minderjarige] worden bepaald. Verder dient er te worden gewerkt aan het vertrouwen van de moeder in een mogelijke thuisplaatsing en te worden bezien of en hoe de bezoekmomenten kunnen worden uitgebreid.
5.3. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen, maar wel voor een kortere periode dan verzocht, te weten tot 28 september 2025. Het overig verzochte wordt daarbij aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum. Dan kan opnieuw worden beoordeeld hoe de situatie dan is en of een verdere verlenging nodig is. Het is belangrijk dat in de komende periode actief wordt samengewerkt om de positieve ontwikkeling van [minderjarige] voort te zetten en om duidelijkheid te krijgen over zijn perspectief.
uiterlijk een week vóór de hierna vermelde zittingsdatumeen briefrapportage (met een afschrift daarvan aan de moeder en haar advocaat) te overleggen over de op dat moment aanwezige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
6.De beslissing
de rechtbank Rotterdam in het gerechtsgebouw aan de Steegoversloot 36 te Dordrecht,op 29 augustus 2025 te 14:45 uur,teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.4. de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.L. Pöll, kinderrechter;
6.5. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. F. Laros;
uiterlijk een week vóór de genoemde zittingsdatumkinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de moeder en haar advocaat.
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.