ECLI:NL:RBROT:2025:6733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11334973 CV EXPL 24-24930
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige tekortkomingen in huurgedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en de bewindvoerder van mevrouw [persoon A]. Woonstad heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, omdat [persoon A] zich niet als goed huurder heeft gedragen. Er was sprake van ernstige vervuiling, overlast en een gevaarlijke situatie in de woning. [persoon A] verblijft sinds augustus 2024 in een psychiatrische instelling en heeft de woning niet meer betreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de tekortkomingen in het huurgedrag van [persoon A] ernstig genoeg zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De rechter heeft geoordeeld dat, ondanks de huidige afwezigheid van tekortkomingen, de kans groot is dat er bij terugkeer van [persoon A] in de woning opnieuw problemen zullen ontstaan. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonstad toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 780,17. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11334973 CV EXPL 24-24930
datum uitspraak: 23 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw [persoon A],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.P. van Rossen.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’, ‘ [gedaagde] ’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de mail van Woonstad, met bijlage;
  • de zittingsaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Op 10 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mevrouw [persoon B] namens Woonstad met haar gemachtigde. Ook was de heer [persoon C] namens de bewindvoerder aanwezig met haar gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[persoon A] huurt sinds 19 december 2013 een woning van Woonstad. Er is sprake geweest van structurele en ernstige vervuiling en verwaarlozing van de woning. Ook veroorzaakte [persoon A] overlast. Sinds 30 augustus 2024 verblijft [persoon A] in een psychiatrische instelling en is zij niet meer in de woning geweest. De woning is inmiddels opgeruimd en schoongemaakt. Woonstad heeft er geen vertrouwen in dat [persoon A] nog zelfstandig in de woning kan wonen. Zij zal dan weer tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst door zich niet als goed huurder te gedragen. Woonstad eist daarom dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en de woning wordt ontruimd. Ook eist Woonstad dat [persoon A] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
[gedaagde] wil dat de eis wordt afgewezen, omdat er geen sprake meer is van een tekortkoming in de nakoming. Ondanks het feit dat [persoon A] al langere tijd niet meer in de woning woont, heeft zij toch een groot belang bij de woning. Het is allerminst zeker dat zij blijvend zal worden opgenomen in een zorginstelling. Zij moet kunnen terugkeren naar haar eigen woning wanneer de rechterlijke machtiging afloopt. Anders loopt zij de kans dakloos te worden.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Woonstad toe. Hieronder wordt dit uitgelegd.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [persoon A] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door zich niet als goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW in combinatie met artikel 6.1 en 6.3 van de algemene voorwaarden). Deze tekortkomingen zijn ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden.
2.5.
Vast staat dat [persoon A] zich niet als goed huurder heeft gedragen door stankoverlast te veroorzaken en de woning niet schoon en opgeruimd te houden. Verder heeft [persoon A] gevaar veroorzaakt door teveel spullen in haar woning te bewaren, waardoor er een gevaarlijk hoge vloer- en vuurbelasting was. Dit alles wordt door [gedaagde] niet betwist.
2.6.
[gedaagde] wijst erop dat deze tekortkomingen op dit moment niet meer aanwezig zijn en dus de ontbinding niet meer kunnen rechtvaardigen. De kantonrechter is het echter met Woonstad eens dat als [persoon A] terug zal keren naar de woning, de kans groot is dat er op termijn weer een onhoudbare situatie zal ontstaan met vervuiling en stankoverlast tot gevolg. Uit de stukken blijkt dat [persoon A] te kampen heeft met ernstige psychiatrische problematiek. In 2017 is er een rechterlijke machtiging afgegeven. Op verzoek van een psychiatrische instelling is [gedaagde] in 2020 als mentor benoemd. In 2021 is er een rechterlijke machtiging verleend om [persoon A] op te nemen in een psychiatrische instelling. Vervolgens is geprobeerd om [persoon A] met hulp van thuiszorg thuis te laten wonen. Desondanks was haar woning in 2022 zo ernstig vervuild en vol dat de GGD en de brandweer de woning hebben opgeruimd. In 2024 bleek dat er weer een onhoudbare, overlastgevende en gevaarlijke situatie in de woning was ontstaan. In juni 2024 vond er een multidisciplinair overleg plaats waaruit bleek dat [persoon A] niet zelfstandig kan wonen en dat begeleid wonen noodzakelijk is. Uiteindelijk is [persoon A] in augustus 2024 wegens een medische noodsituatie uit huis gehaald en opgenomen in een psychiatrische instelling. Onlangs is er weer een zorgmachtiging voor zes maanden afgegeven.
2.7.
Woonstad heeft ook voldoende maatregelen genomen om de ontbinding en ontruiming te voorkomen. Woonstad heeft allerlei maatregelen genomen om de situatie voor [persoon A] te verbeteren, zoals het deelnemen aan multidisciplinaire overleggen om de situatie te beoordelen en het geven van een gedragsaanwijzing waarin is opgenomen dat [persoon A] hulp moet accepteren. Woonstad heeft ook geprobeerd om dit thuis bij [persoon A] te bespreken, maar Woonstad werd niet toegelaten tot de woning.
2.8.
[gedaagde] stelt dat de woonsituatie van [persoon A] verbetert als zij weer in de woning gaat wonen, mede omdat de stiefvader van [persoon A] geen negatieve invloed meer op haar kan uitoefenen. [gedaagde] heeft echter geen stukken overgelegd die deze stelling onderbouwen. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt hoe het op dit moment met [persoon A] gaat. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat haar zorgverleners van oordeel zijn dat zij met begeleiding weer thuis kan wonen. Alle stukken die wel zijn overgelegd, wijzen erop dat [persoon A] niet meer zelfstandig kan wonen en aangewezen is op een beschermde woonvorm. Op basis hiervan is het niet de verwachting dat [persoon A] zich zal gedragen als een goed huurder als zij terugkeert in de woning.
2.9.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de tekortkomingen, zeker samen genomen, ernstig genoeg zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. [gedaagde] geeft aan dat [persoon A] zich in een ernstige (gezondheids)situatie bevindt en belang heeft bij een stabiele woonsituatie in het geval de zorgmachtiging niet meer wordt afgegeven. Dit belang weegt echter niet op tegen het belang van Woonstad bij ontbinding en ontruiming. In de huidige woonmarkt is het onverantwoord om een schaarse sociale woning lange tijd leeg te laten staan enkel als vangnet voor de uiterst kleine kans dat er geen zorgmachtiging meer zal worden gegeven, terwijl er voor [persoon A] nog geen geschikte vervolgplek gevonden is.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.10.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [persoon A] de woning met al haar spullen verlaten. Omdat [gedaagde] de bewindvoerder en dus de formele procespartij is, wordt zij veroordeeld om de woning te ontruimen. Dat moet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
Toetsing oneerlijke bepalingen
2.11.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 140,17 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 780,17. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 780,17;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64363