Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 10 februari 2025, met bijlage;
- het aanvullend verzoekschrift, ontvangen op 14 februari 2025, met bijlage;
- de brief van [belanghebbende 2] , ingekomen op 20 februari 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van een executeur. De verzoeker, die zelf procedeert, heeft verzocht om ontslag als executeur van de nalatenschap van de overledene, mevrouw [overledene], die op [overlijdensdatum] is overleden. De overledene had in haar testament van 5 augustus 2022 de verzoeker benoemd tot executeur en de belanghebbenden tot erfgenamen. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij zich niet prettig voelt bij een van de erfgenamen, die hij als intimiderend ervaart, en dat deze erfgenaam geen vertrouwen in hem heeft.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 februari 2025 is ontvangen, gevolgd door een aanvullend verzoekschrift op 14 februari 2025. De griffier heeft belanghebbenden gevraagd of zij verweer willen voeren, maar alleen [belanghebbende 2] heeft aangegeven geen verweer te willen voeren. De andere belanghebbenden hebben geen verweer ingediend, waardoor de kantonrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat een eigen verzoek tot ontslag van een executeur altijd moet worden ingewilligd. Aangezien er geen bezwaren zijn geuit door de erfgenamen tegen het verzoek tot ontslag, heeft de kantonrechter besloten het verzoek toe te wijzen. De beschikking houdt in dat de verzoeker met ingang van de datum van de beschikking als executeur van de nalatenschap van de overledene wordt ontslagen.