ECLI:NL:RBROT:2025:6618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
11343455 CV EXPL 24-25386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst in bewindvoering

In deze zaak heeft de huurder, [persoon A], een aanzienlijke huurachterstand van € 6.010,16 opgebouwd bij de verhuurder, Stichting Havensteder. Sinds februari 2025 staat [persoon A] onder bewind, waarbij [gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam 1] t.h.o.d.n. [handelsnaam 2] is aangesteld als bewindvoerder. De bewindvoerder heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft ook aangegeven dat er al een bedrag van € 3.083,05 is afgelost en dat de lopende huur sinds maart 2025 op tijd wordt betaald vanuit de bijstandsuitkering van [persoon A]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er sprake is van een ernstige huurachterstand, de huurder voorlopig in de woning kan blijven zolang de huur op tijd wordt betaald. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zijn voorwaardelijk toegewezen, wat betekent dat deze maatregelen alleen van kracht worden als er opnieuw een huurachterstand ontstaat. De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten, en heeft de proceskosten voor rekening van de bewindvoerder gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11343455 CV EXPL 24-25386
datum uitspraak: 6 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Hafkamp Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam 1] t.h.o.d.n. [handelsnaam 2],
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon A] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [persoon A] wordt hierna ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van Havensteder van 10 maart 2025, met bijlage;
  • de aktes van de bewindvoerder van 11 maart en 12 maart 2025, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 25 april 2025;
  • de akte van Havensteder van 6 mei 2025, met bijlage.
1.2.
Op 11 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon C] namens Havensteder met [persoon B] namens haar gemachtigde en [persoon A] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt sinds 4 juni 2019 de woning aan de [adres] in Rotterdam van Havensteder (hierna: de woning). De huur is nu € 616,91 per maand.
2.2.
Op 20 februari 2025 is [persoon A] onder bewind gesteld en is [gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam 1] t.h.o.d.n. [handelsnaam 2] benoemd tot bewindvoerder.
2.3.
Havensteder heeft bij dagvaarding gesteld dat de huurachterstand tot en met oktober 2024 € 6.010,16 bedraagt. Zij eist dat de bewindvoerder de huurachterstand met bijkomende kosten en de lopende huur betaalt. Havensteder wil ook dat de huurovereenkomst eindigt en dat de woning wordt ontruimd.
2.4.
De bewindvoerder betwist niet dat er een huurachterstand is, maar zij stelt wel dat ter aflossing van de huurachterstand over de periode oktober 2024 tot en met februari 2025 een bedrag van € 3.083,05 is betaald en dat de lopende huur sinds maart 2025 rechtstreeks vanuit de bijstandsuitkering van [persoon A] aan Havensteder wordt betaald. De vordering is daarmee na het uitbrengen van de dagvaarding niet opgelopen. Ten aanzien van de gevorderde ontbinding en ontruiming verzoekt de bewindvoerder primair om deze af te wijzen en subsidiair om deze voorwaardelijk toe te wijzen zolang de lopende huur wordt betaald.
2.5.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de bewindvoerder de huurachterstand met bijkomende kosten en de lopende huur inderdaad moet betalen. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden voorwaardelijk toegewezen. Dit betekent dat de huurovereenkomst niet wordt ontbonden en de woning niet hoeft te worden ontruimd zolang de bewindvoerder de lopende huur (op tijd) betaalt. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
Huurachterstand
2.6.
De bewindvoerder wordt veroordeeld om € 5.393,55 aan Havensteder te betalen. Partijen zijn het er over eens dat dit de huurachterstand tot en met mei 2025 is.
Voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning
2.7.
Vaststaat dat de huur niet (volledig) is betaald en dat er thans sprake is van een huurachterstand van bijna negen maanden. Dit is een ernstige tekortkoming die in beginsel een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, maar de kantonrechter moet daarbij ook alle omstandigheden afwegen.
2.8.
Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft de bewindvoerder een bedrag van € 3.083,05 betaald aan Havensteder. Daarmee staat vast dat de huurachterstand na dagvaarding in ieder geval niet is opgelopen. De lopende huur wordt ook betaald. Van belang is voorts dat [persoon A] op dit moment schuldhulpverlening krijgt om een oplossing te vinden voor de huidige huurachterstand, zodat er voldoende zekerheid bestaat dat de huur zal worden betaald. Het behouden van de woning is voor [persoon A] van blijvend belang, zowel om de financiële situatie te stabiliseren als om persoonlijke rust en stabiliteit te creëren. Een ontruiming van de woning zal in dit opzicht een verstorend en nadelig effect hebben. Bovendien heeft Havensteder verklaard niet voornemens te zijn om tot executie over te gaan indien de ontruiming wordt toegewezen. Zij wil het vonnis als “stok achter de deur” gebruiken. Gelet op alle genoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk moeten worden toegewezen en dat dit voldoende moet zijn om als stok achter de deur te werken. Dit houdt in dat [persoon A] in de woning kan blijven wonen zolang de lopende huur (op tijd) wordt betaald en er niet een nieuwe huurachterstand ontstaat. De kantonrechter benadrukt hierbij dat de gevraagde ontbinding van de huurovereenkomst wordt toegewezen en dat [persoon A] de woning alsnog zal moeten verlaten indien de lopende huur niet (op tijd) wordt betaald of als er een nieuwe huurachterstand ontstaat.
2.9.
Als de huurovereenkomst eindigt, moet [persoon A] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de ontbinding van de huurovereenkomst. Tot en met de dag van de ontruiming moet de bewindvoerder dan een gebruiksvergoeding van € 616,61 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Incassokosten
2.10.
De incassokosten van € 654,65 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.11.
De rente wordt toegewezen, omdat Havensteder genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat de bewindvoerder aan Havensteder moet betalen de rente van € 58,09 die Havensteder heeft berekend tot 2 oktober 2024.
Verdere ambtshalve toetsing
2.12.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [persoon A] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
In totaal zal worden toegewezen:
huurachterstand t/m mei 2025 € 5.393,55 (plus wettelijke rente vanaf 2 oktober 2024 over
dat bedrag)
incassokosten € 654,65
wettelijke rente
€ 58,09 +
€ 6.106,29
Proceskosten
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Havensteder moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.473,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en de bewindvoerder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Havensteder te betalen een bedrag van € 6.106,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 5.393,55 vanaf 2 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
en, als de bewindvoerder de lopende huur niet of te laat betaalt:
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Havensteder en [persoon A] met ingang van de dag nadat de bewindvoerder de lopende huur niet of niet op tijd heeft betaald en veroordeelt [persoon A] als feitelijke bewoonster van de woning om binnen veertien dagen na die datum de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen en de sleutels bij Havensteder in te leveren;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Havensteder te betalen € 616,61 per maand, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, met ingang van de maand waarin de huurovereenkomst is ontbonden tot en met de maand waarin de woning is ontruimd;
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.473,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
53954