ECLI:NL:RBROT:2025:6586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
ROT 25/3443
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage in persoonsgegevens van kinderen op grond van de AVG

In deze zaak heeft verzoeker op 28 februari 2024 een aanvraag ingediend voor inzage in de persoonsgegevens van zijn kinderen, gebaseerd op artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht heeft dit verzoek op 13 maart 2025 afgewezen, met als argument dat het belang van verzoeker bij inzage niet opweegt tegen de belangen van de moeder van de kinderen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van het college als verzoeker via videoverbinding aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat toewijzing van het verzoek om inzage in de persoonsgegevens van de kinderen een onomkeerbare situatie zou opleveren. Het college had aangegeven dat de persoonsgegevens van de kinderen verweven zijn met die van de moeder, en dat het besluit zorgvuldig tot stand was gekomen, met overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat zijn spoedeisend belang bij inzage zo groot was dat dit de afwijzing van het college zou rechtvaardigen. Bovendien werden de aanvullende verzoeken van verzoeker, zoals het faciliteren van contactherstel met zijn kinderen en het schorsen van de ondertoezichtstelling, als niet-ontvankelijk beschouwd, omdat deze niet betrekking hadden op het bestreden besluit. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3443

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht

(gemachtigde: mr. C. van der Ven).

Procesverloop

1. Verzoeker heeft op 28 februari 2024 een aanvraag ingediend voor inzage in persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Met het bestreden besluit van 13 maart 2025 heeft het college dit verzoek afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college en verzoeker (per videoverbinding).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker heeft op 28 februari 2024 verzocht om:
  • alle correspondentie, mailwisseling, whatsapp- en chatberichten en rapportages, van de basisschool van de kinderen en van Jeugdbescherming;
  • de naam en het adres van de basisschool en de contactpersoon van de basisschool;
  • rapportages van alle betrokken instanties (basisschool, Jeugdbescherming West, alle betrokken instanties en eventueel de politie);
  • alle contactpersonen waarmee de kinderen in aanraking zijn gekomen;
  • informatie over welke subsidies de kinderen krijgen van de overheid, (zoals) kinderbijslag en het kindgebonden budget;
  • toezending van informatie over alle schulden die de moeder heeft opgelopen;
  • informatie over welke instanties vanuit het inkoopbudget worden ingekocht (bijvoorbeeld Enver);
  • toezending van alle correspondentie, tot in detail, van Jeugdbescherming, het Wijkteam etc. met betrekking tot de kinderen;
  • alle poststukken met betrekking tot de kinderen die naar het woonadres [adres] worden verzonden.
4. Het college heeft het inzageverzoek afgewezen omdat volgens het college geen sprake is van verwerkingen van persoonsgegevens waarin het college verzoeker inzage kan verschaffen. Een deel van het inzageverzoek ziet op de persoonsgegevens van de moeder van de kinderen. Artikel 15 van de AVG biedt alleen ruimte voor inzage in de eigen persoonsgegevens. Verder weegt volgens het college de gewenste inzage in de persoonsgegevens van de kinderen van verzoeker niet op tegen de belangen van de moeder. Het verzoek om inzage in de persoonsgegevens van de kinderen heeft het college daarom ook afgewezen. Het college heeft verwezen naar artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i, van de AVG: inzage in persoonsgegevens kan beperkt worden wanneer dit nodig is ter waarborging is van de rechten en vrijheden van anderen.
5.1.
Verzoeker kan zich met dit besluit niet verenigen. Hij wil met zijn verzoek bereiken dat de voorzieningenrechter het college opdraagt verzoeker per direct volledige inzage te geven in alle persoonsgegevens van zijn kinderen.
5.2.
Verzoeker heeft verder verzocht de Jeugdbescherming op te dragen het contactherstel met zijn kinderen te faciliteren, de ondertoezichtstelling te schorsen en een onafhankelijk onderzoek te bevelen naar de juridische status van zijn ouderlijk gezag.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. Dit wordt als volgt toegelicht.
7.1.
Toewijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als een onmiddellijke maatregel noodzakelijk is en de normale procedure (via bezwaar en beroep) niet kan worden afgewacht. Het college heeft het verzoek geweigerd omdat volgens het college het belang van verzoeker bij de inzage in de persoonsgegevens van de kinderen niet opweegt tegen de belangen van de moeder. Het college heeft geen nadere informatie verstrekt over de reden van de weigering van de inzage, omdat daarmee volgens het college de belangen van de moeder worden geschaad. Daarbij is volgens het college van belang dat de persoonsgegevens van de kinderen verweven zijn met die van de moeder. Volgens het college is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen en heeft daarover contact plaatsgevonden met onder meer de Autoriteit Persoonsgegevens.
7.2.
Hoewel niet ter discussie staat dat verzoeker (mede) het gezag heeft over de kinderen en hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker moeite heeft met de summiere motivering van het besluit, acht de voorzieningenrechter het treffen van een voorlopige maatregel in dit geval niet aangewezen. De voorlopige maatregel waarom verzoeker heeft verzocht, houdt in dat het college inzage moet geven in de persoonsgegevens van de kinderen. Toewijzing van het verzoek zou een onomkeerbare situatie opleveren. Verzoeker komt dan immers over de gevraagde informatie te beschikken en dat kan niet meer worden teruggedraaid. Alleen al hierom ligt toewijzing van het verzoek niet voor de hand. Hierbij is ook van belang dat verzoeker niet duidelijk heeft kunnen maken dat zijn spoedeisend belang zo groot is dat hij desondanks direct inzage moet krijgen in de persoonsgegevens van zijn kinderen. Daarbij is van belang dat de (spoedeisende) problemen die verzoeker in dit verband naar voren heeft gebracht, vooral te maken hebben met de omstandigheid dat hij geen contact heeft met zijn kinderen. Dat is echter niet iets wat met de gewenste inzage in de persoonsgegevens wordt opgelost. Het college kan in bezwaar dan wel in beroep (al dan niet met toepassing van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) de motivering nader aanvullen.
7.3.
De onder 5.2 genoemde verzoeken komen evenmin voor toewijzing in aanmerking. Deze verzoeken hebben geen betrekking op het bestreden besluit. Bovendien is de bestuursrechter in deze kwesties niet bevoegd.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.