ECLI:NL:RBROT:2025:6585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
ROT 25/3630
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor aangepast leerlingenvervoer na afwijzing door college

In deze zaak heeft verzoekster, de moeder van [naam 1], een aanvraag ingediend voor aangepast leerlingenvervoer (taxivervoer) voor haar dochter. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag in eerste instantie afgewezen, waarna verzoekster om een voorlopige voorziening heeft verzocht. Na een nieuw besluit van het college, waarin een OV-abonnement voor [naam 1] en een begeleider werd toegekend, heeft verzoekster haar verzoek gehandhaafd omdat dit besluit niet voldeed aan haar aanvraag. De voorzieningenrechter heeft op 23 mei 2025 het verzoek toegewezen en bepaald dat het college voor de resterende duur van het schooljaar een vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer moet verschaffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, gezien de omstandigheden waaronder [naam 1] zich bevond, waaronder bedreigingen en de medische situatie van verzoekster zelf. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet in staat is om haar dochter zelfstandig naar school te begeleiden en dat het college onvoldoende redenen had om de aanvraag voor taxivervoer af te wijzen. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid en het welzijn van [naam 1] in het kader van haar schoolvervoer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3630

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

Het college heeft de aanvraag van verzoekster voor aangepast leerlingenvervoer (taxivervoer) voor haar dochter [naam 1] in eerste instantie afgewezen. Verzoekster was het hier niet mee eens en heeft daarom om een voorlopige voorziening verzocht. Met een nieuw besluit heeft het college alsnog een OV-abonnement voor [naam 1] en een begeleider toegekend. Omdat dit besluit nog steeds niet tegemoetkomt aan de aanvraag, heeft verzoekster haar verzoek gehandhaafd. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe.

Procesverloop

1.1.
Op 26 augustus 2024 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor aangepast leerlingenvervoer (taxivervoer) voor [naam 1] voor het schooljaar 2024-2025. Met een besluit van 3 september 2024 heeft het college de gevraagde vervoersvoorziening toegekend voor de periode van 16 september 2024 tot en met 20 december 2024. Daarbij heeft het college bepaald dat geoefend zal gaan worden met reizen per openbaar vervoer.
1.2.
Op 28 januari 2025 heeft verzoekster een nieuwe aanvraag gedaan voor aangepast leerlingenvervoer (taxivervoer) voor [naam 1]. Met het besluit van 20 maart 2025 heeft het college de aanvraag afgewezen op de grond dat [naam 1] met succes een traject via MEE heeft gevolgd en zelfstandig in staat is van huis naar school te reizen. Verzoekster heeft tegen dit besluit op 28 april 2025 bezwaar gemaakt.
1.3.
Op 24 maart 2025 heeft verzoekster een nieuwe aanvraag ingediend. Met een besluit van 27 maart 2025 heeft het college deze aanvraag met dezelfde motivering afgewezen. Het bezwaarschrift van 28 april 2025 is mede gericht tegen dit besluit. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Met een besluit van 2 mei 2025 heeft het college verzoekster alsnog een vervoersvoorziening toegekend, in de vorm van een OV-abonnement voor [naam 1] en een begeleider voor het huidige schooljaar.
1.5.
Bij e-mailbericht van 6 mei 2025 heeft verzoekster meegedeeld dat zij het verzoek om een voorlopige voorziening handhaaft en dat het ingediende bezwaarschrift mede is gericht tegen dit nieuwe besluit.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde en [naam 2] (begeleidster namens [naam praktijk]), en de gemachtigde van het college, met [naam 3], [naam 4] en [naam 5].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als er een spoedeisend belang bestaat en de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Verzoekster heeft in dit verband gesteld dat aangepast leerlingenvervoer (taxivervoer) voor haar dochter [naam 1] noodzakelijk is omdat [naam 1] door haar beperkte ontwikkeling niet in staat is zelfstandig van en naar de basisschool te reizen. [naam 1] volgt speciaal basisonderwijs op [naam school] in [plaatsnaam 2]. Alleen reizen is volgens verzoekster temeer een probleem nu [naam 1] recent ernstig is bedreigd, waardoor zij niet meer alleen durft te reizen. Verzoekster lijdt zelf aan sikkelcelanemie en maakt gebruik van een scootmobiel. Zij kan haar dochter daarom niet naar school begeleiden. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd, voldoende reden om een spoedeisend belang aan te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Voorafgaand aan het huidige schooljaar ging [naam 1] (geboren op [geboortedatum] 2014) met leerlingenvervoer naar school. Voor dit schooljaar heeft het college ook een vervoersvoorziening in de vorm van een taxi voor [naam 1] toegekend, [1] maar zij zou wel gaan oefenen met het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. Het college heeft de aanvragen van 28 januari 2025 en 24 maart 2025 (in eerste instantie) afgewezen omdat het college [naam 1] inmiddels in staat acht om zelfstandig met het openbaar vervoer naar school te kunnen reizen.
5. Op 27 maart 2025 en 28 maart 2025 heeft [naam 1] via sociale media beledigende en vernederende berichten en doodsbedreigingen ontvangen. De berichten gingen vergezeld van foto’s van een mes. Verzoekster heeft aangifte gedaan bij de politie.
6. Met het nadere besluit van 2 mei 2025 heeft het college naar aanleiding van deze bedreigingen alsnog een vervoersvoorziening toegekend in de vorm van een OV-abonnement voor [naam 1] én een begeleider voor de rest van het schooljaar 2024-2025. Zoals ter zitting is toegelicht, bestaat volgens het college voor het toekennen van aangepast leerlingenverzoeker geen aanleiding omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij [naam 1] niet zelf naar school kan begeleiden en ook niet dat niemand anders dat kan doen.
7. Verzoekster kan zich (ook) in dit nadere besluit niet vinden. Zij voert aan dat zij niet in staat is haar dochter naar school te begeleiden vanwege haar medische problemen. Zij maakt gebruik van een scootmobiel, maar die kan zij tijdens de spits in de tram niet gebruiken omdat het dan te druk is. Daarom is het volgens verzoekster nodig dat een voorlopige voorziening wordt getroffen, inhoudende dat haar dochter [naam 1] gebruik kan maken van taxivervoer.
8. Vooropgesteld wordt dat op zichzelf niet ter discussie staat dat het – als gevolg van de situatie van de bedreiging – voorlopig niet wenselijk is dat [naam 1] zelfstandig naar school reist. De omstandigheid die in de besluiten van 20 en 27 maart 2025 als reden is genoemd voor de afwijzing (“[naam 1] kan zelfstandig reizen”), doet zich dus op dit moment niet voor. Verder gaat de voorzieningenrechter er in deze voorlopige procedure van uit dat er geen derden zijn die [naam 1] dagelijks naar school kunnen begeleiden. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan verzoeksters stellingen en toelichting daarover ter zitting.
9. Het gaat in deze procedure dus met name om de vraag of verzoekster in staat is om [naam 1] te begeleiden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster in het kader van deze voorlopige procedure voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor haar niet mogelijk is, althans gepaard gaat met te grote problemen. Verzoekster heeft toegelicht dat zij als gevolg van haar aandoening te maken heeft met opstartproblemen in de ochtend. Lopen gaat moeilijk; als zij langere stukken moet lopen, zwellen haar knieën op en worden haar ogen geel. Daarom maakt zij gebruik van een scootmobiel. Die kan zij bij het naar school brengen niet gebruiken, omdat het te druk is in de tram. Verzoekster heeft de afgelopen tijd [naam 1] wel naar school gebracht maar dit veroorzaakt veel pijn en bovendien is het vaak niet gelukt op tijd te komen. De school heeft hierover al een melding gedaan bij de leerplichtambtenaar. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college weliswaar gesteld dat verzoekster met haar scootmobiel in de tram kan en zij [naam 1] dus wel naar school kan begeleiden, maar de voorzieningenrechter betwijfelt of dit een houdbaar standpunt is. Dat het op de desbetreffende haltes technisch mogelijk is om met een scootmobiel in- en uit te stappen, zoals de gemachtigde van het college ter zitting heeft gesteld, neemt niet weg dat verzoekster voldoende overtuigend heeft verklaard dat dit door de grote drukte in de spits feitelijk redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij is van belang dat [naam 1] op tijd op school moet zijn, zodat het geen optie is om op een rustiger tijdstip te reizen.
10. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding de voorlopige voorziening te treffen dat het college voor de resterende duur van dit schooljaar een vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer moet verschaffen. Dat de zogenoemde afstandseis [2] aan het treffen van deze voorlopige voorziening in de weg staat, zoals de gemachtigde van het college ter zitting heeft gesteld, ziet de voorzieningenrechter niet in. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat de afstandseis in het toekenningsbesluit van 26 augustus 2024 en het nadere besluit van 2 mei 2025 kennelijk niet in de weg heeft gestaan aan het verstrekken van een vervoersvoorziening (aanvankelijk in de vorm van taxivervoer). Dat het om andere (formele) redenen zonder meer onmogelijk is voor het college om in bezwaar alsnog te besluiten tot het verstrekken van een (tijdelijke) vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer, is de voorzieningenrechter niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe treft de voorlopige voorziening dat het college verzoekster voor [naam 1] gedurende de rest van het schooljaar 2024-2025 een vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer moet verschaffen. De voorzieningenrechter merkt op dat het hierbij slechts gaat om een voorlopig oordeel voor een beperkte periode.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het college verzoekster voor [naam 1] voor de resterende duur van het schooljaar 2024-2025 een vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer moet verschaffen;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025.
de griffier is verhinderd te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam.
2.Artikel 9 van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam.