ECLI:NL:RBROT:2025:6584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
C/10/678072 / HA ZA 24-356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders bij betalingsachterstand en onrechtmatige energielevering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen Eneco Zakelijk B.V. en De Blokweg Combinatie B.V. over de levering van energie en de aansprakelijkheid van de bestuurders van De Blokweg Combinatie. Eneco vorderde betaling van openstaande facturen en stelde dat De Blokweg c.s. onrechtmatig hadden gehandeld door de energielevering voort te zetten terwijl zij wisten dat De Blokweg Combinatie niet in staat was om te betalen. De rechtbank oordeelde dat De Blokweg c.s. vanaf 19 augustus 2022 een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat zij de gasafname niet hebben stopgezet, ondanks dat zij wisten dat De Blokweg Combinatie geen verhaal zou bieden voor de betaling. De rechtbank concludeerde dat De Blokweg c.s. persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schade die Eneco in die periode heeft geleden. Echter, na 4 oktober 2022, toen Eneco op de hoogte was van de betalingsonmacht, kon De Blokweg c.s. niet langer een ernstig verwijt worden gemaakt. De rechtbank hield de verdere beslissing aan om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de omvang van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678072 / HA ZA 24-356
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
ENECO ZAKELIJK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Wittekamp te Naaldwijk,
tegen

1.DE BLOKWEG VASTGOED B.V.,

gevestigd te Pijnacker,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.J. Stokkers te Ede.
Partijen worden hierna aangeduid als Eneco, De Blokweg en [gedaagde sub 2] . De Blokweg en [gedaagde sub 2] worden samen aangeduid als De Blokweg c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 april 2024;
  • de akte overlegging producties, met de bij de dagvaarding behorende producties 1
tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 10 juli 2024;
  • de brief van de rechtbank van 23 oktober 2024 met een zittingsagenda;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 26 november 2024, waarvan geen proces-
verbaal is opgemaakt;
  • de spreekaantekeningen van mr. E.A.H. ten Berge;
  • de spreekaantekeningen van mr. A.J. Stokkers.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Partijen hebben de rechtbank vervolgens verzocht om vonnis te wijzen. Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Blokweg Combinatie B.V. (hierna: “De Blokweg Combinatie”) exploiteerde een tuinbouwbedrijf dat zich bezighield met de teelt van paprika’s. De Blokweg Combinatie handelde tevens onder de naam Solanahof. De Blokweg is bestuurder en enig aandeelhouder van De Blokweg Combinatie. [gedaagde sub 2] is (middellijk) bestuurder van De Blokweg.
2.2.
De Blokweg is eigenaar van het vastgoed (de grond, de glasopstanden, de bedrijfsruimten en de daarbij behorende roerende zaken) waarin het tuinbouwbedrijf van De
Blokweg Combinatie werd geëxploiteerd.
2.3.
Eneco heeft een overeenkomst gesloten met De Blokweg Combinatie op basis waarvan Eneco ten behoeve van het tuinbouwbedrijf tot en met 31 december 2022 gas en elektriciteit heeft geleverd aan De Blokweg Combinatie. De leveringsadressen waarop Eneco aan De Blokweg Combinatie energie heeft geleverd zijn [adres 1] te Pijnacker en [adres 2] te Pijnacker. Eneco maakte daarbij gebruik van haar dochtervennootschap AgroPower B.V. h.o.d.n. AgroEnergy (hierna “AgroEnergy”).
2.4.
In 2022 heeft De Blokweg Combinatie achterstanden laten ontstaan in de betaling voor het door Eneco geleverde gas en elektriciteit. Er is daarover overleg gevoerd tussen [gedaagde sub 2] en mevrouw [persoon A] , medewerkster van AgroEnergy (hierna “ [persoon A] ”). De Blokweg Combinatie heeft Eneco daarbij onder meer geïnformeerd over haar voornemen om het tuinbouwbedrijf te verkopen.
2.5.
In een e-mailbericht van 31 augustus 2022 van [gedaagde sub 2] aan [persoon A] staat voor zover hier relevant:
“(…) Zoals telefonisch besproken.
De koper van mijn tuin krijgt de financiering niet rond.
Nu gaan we of zelf of (tijdelijk ) met aspirant koper 2023 in.
Hierdoor veranderd de situatie en zal ik dus bij het telen van paprika's warmte nodig hebben.
In principe heb ik met baseload q1 en peakload rest van het jaar het redelijk ingevuld.
Omdat er in de huidige energiemarkt met grote prijsbewegingen wel wat mogelijk is zou ik graag
In samenspraak met elkaar voor vlg jaar gas en electra willen kunnen dealen.
Om zodoende een pos resultaat uit de markt te kunnen halen. (…)”
2.6.
Bij e-mailbericht van 4 oktober 2022 heeft [persoon A] aan [gedaagde sub 2] onder meer het volgende bericht:
“Goedemiddag [naam 1] ,
Zoals vanochtend met elkaar besproken is de actuele situatie op dit moment onacceptabel geworden. Daar waar we wij in eerdere gesprekken met elkaar steeds spraken over dat er een koper is/was gevonden en dat de daaruit voortvloeiende gelden aangewend konden worden om de nota’s van AgroEnergy te kunnen betalen.
Heeft de koper de financiering niet rond gekregen. En tot overmaat van ramp heeft jouw bank hedenochtend ook nog verteld dat jij geen gebruik meer kunt maken van je rekening courant krediet en daardoor geen betalingen meer kunt verrichten. Daarnaast gaf je aan dat de bank zelfs alle kredieten heeft opgeëist.
Om die redenen wil AgroEnergy twee dingen van je hebben:
• Ten eerste de bijgevoegde garantstelling voor de al openstaande posten en
• Ten tweede willen wij van de bank een 3PO hebben voor de toekomstige leveringen. Een 3PO is een garantie tussen bank, klant en AgroEnergy dat de toekomstige leveringen gegarandeerd betaald worden.
Hierbij dan ook het verzoek om dit met je bank te bespreken en uiteraard zijn wij bereid om gezamenlijk het gesprek hierover aan te gaan, het initiatief voor dit gesprek ligt bij jou.
De garantstelling ontvang ik graag per ommegaand getekend retour en het gesprek met jou bank verzoek ik je omdat morgen te doen, dan kunnen wij donderdag afstemmen wat er nodig is en of ik de 3PO kan opstellen. (…)”
2.7.
Op 7 oktober 2022 schreef [persoon A] in een interne e-mail:
“ [naam 1] [rechtbank: [gedaagde sub 2] ] gesproken en hij weigert nu weer om de garantstelling te tekenen, heb hem verteld dat hij hiermee de vertrouwensband en zijn uitspraken dat hij alles op alles zet om AgroEnergy geen schade te laten oplopen heel erg heel beschaamd. (…)”
2.8.
In een e-mailbericht van 25 november 2022 van [persoon A] aan [gedaagde sub 2] staat voor zover van belang:
“(…) De lopende afspraak die wij met elkaar hebben is als volgt, jij doet je best om ervoor te zorgen dat de openstaande en gefactureerde nota's niet hoger zijn dan 1.500.000,- Euro. Dit omdat jij bezig bent met een nieuwe financierder, waarbij de bank afgelost wordt en wij een hypotheekrecht van jou ontvangen van 1.500.000,- Euro. Ergens deze of volgende week zou bekend zijn wanner de passerdatum is en een en ander geregeld wordt. Waarbij de afspraak is, dat er niet meer open en gefactureerde nota’s zijn dan de hoogte van de inschrijving van het hypotheek recht.
Bijgaand een overzicht van de openstaande en gefactureerde nota’s tot vandaag:
(…) Totalen € 1.759.001,51.
Daarnaast is er een samenwerking met [persoon B] , [persoon C] en jou om de al eerder ingenomen posities, op enig moment tegen een zo gunstig mogelijke prijs te verkopen. Echter hebben we hier wel te maken met de markt en marktontwikkeling en de prijzen en hebben wij daar geen enkele invloed op.
Er is per 01-01-2023 een huurder gevonden die jouw locaties gaat huren en die heeft zijn contracten bij een ander energiebedrijf ondergebracht.
(…)”
Hierop reageert [gedaagde sub 2] bij e-mail van 30 november 2022 als volgt:
“(…) Idd zitten we in afrondende fase.
Ben druk om de totale schuldpositie te regelen.
Passeerdatum pacht is 01-01-2023
En er is een pacht termijn van max 5 jaar en er kan eerder worden afgenomen.
Ben nu bijna met financiers rond om tot overname schuld te komen
En wil dan zo snel mogelijk met jullie om tafel om een en ander juist te regelen.
(…)”
2.9.
Bij e-mailbericht van 19 december 2022 heeft [gedaagde sub 2] de energiecontracten met Eneco voor de locaties [adres 2] en [adres 1] in Pijnacker opgezegd.
2.10.
In een e-mail van 20 december 2022 heeft [persoon A] aan [gedaagde sub 2] het volgende bericht:
“(…) Als ik het even samenvat zoals wij dit steeds telefonisch met elkaar hebben besproken, ben jij met externe financierders in een vergevorderd stadium zo niet rond. Met het geld wat verstrekt wordt vanuit deze nieuwe financierders worden de bancaire schulden afgelost.
(…)
Dit alles tegen elkaar afgewogen zou er met een voldoende nieuwe financiering de ING-bank en [naam 2] afgelost kunnen worden en ook over gegaan worden tot vrijgaven van de hypotheekrechten.
Door jou aangeboden aan AgroEnergy om akkoord te gaan met een tweede hypotheekrecht van 1.500.000,- Euro, waarbij wel steeds is gesproken dat indien de openstaande en gefactureerde facturen boven het bedrag van 1.500.000,-- uit komen jij uit de verstrekte geldlening zou aanwenden om dit bedrag weer op 1.500.000,- te krijgen, Daarnaast zijn wij samen met jou al een tijd bezig om de posities die je had ingenomen tegen een zo'n gunstig mogelijk prijs te verkopen waardoor er zo min mogelijk schuld voor je blijft staan, dit alles is uiteraard compleet afhankelijk van de markt en de marktprijzen, wij hebben daar geen invloed op.
Voor de 1.500.000, - Euro Schuld waar het hypotheekrecht voor wat afgegeven, wordt een aflossingsplan opgesteld.
Per 01-01-2023 zijn de leveringscontracten opgezegd en beëindigd om de reden dat er deze datum een huurder op jouw locatie zit die bij een andere leverancier zijn energiecontracten heeft.
De contracten 2023 en 2024 zijn behouden voor de MtM en de handelsresultaten, voor 2023 is inmiddels een positief resultaat behaald van 500.868, - Euro, echter voor 2024 staat er nog een negatief bedrag van 891.945, - Euro (20-12-2022) dit bedrag fluctueert mee met de dag prijzen en daar wordt actief gezocht met Jou en Agro naar een zo gunstig mogelijk moment om deze te verkopen, waarbij de wens van beide partijen is om het liefst op of rond 0 uit te kunnen
komen.
Op dit moment zijn onderstaande facturen openstaand en niet betaald:
(…) Totalen € 1.955.579,96.
(…)
Waar ik vooral nu een antwoord op wil hebben:
Wie is je nieuwe financierder en hoeveel financiering ga je aan op welke entiteit?
Hoever ben je nu met deze financierder?
Is de financiering voldoende groot om zowel bank, [naam 2] af te lossen?
Blijft er dan voldoende over om AgroEnergy af te lossen zodat we binnen de 1.500.000, -- Euro komen?
Met de financiering vindt geen verkoop van het onroerend goed plaats?
Wanneer krijgen wij een datum voor de afspraak voor het vestigen van het hypotheek recht?
Er is een pachtovereenkomst voor 5 jaar, welke voorwaarden zitten hieraan?
Ik heb je vanochtend al twee keer gebeld om dit bespreken maar je nog niet te pakken gekregen, ik wil je graag spreken om deze zaken met elkaar te bespreken en daarnaast een bevestiging van jou dat bovenstaande klopt en dat wij deze strategie nog steeds met elkaar aan het uitwerken zijn.
(…)”
[gedaagde sub 2] reageert hierop bij e-mailbericht van 22 december 2022 als volgt:
“(…) Zag net je mail.
Zoals al eerder aangegeven ben ik druk met het oplossen van het probleem dat ontstaan is door de kredietbeiendiging van ING.
Op dit moment is zoals eerder in de mail van maandag aangegeven nog niets concreet dus kan ik helaas ook nog geen concrete afspraken met u maken.
Inderdaad hebben wij afgelopen maanden regelmatig contact gehad waarbij we het hebben gehad over een kredietfaciliteit door agro achter andere geldverstrekkers. Omdat solanahof niet in staat is haar schuld aan u in te lossen.
Op dit moment kan ik helaas nog geen concrete datum met u afspreken om tot een definitieve oplossing te komen. We doen er alles aan om dit op zo kort mogelijke termijn te realiseren.
Verder kan ik op dit moment weinig, De financiële middelen van solanahof zijn ontoereikend om de ontstane achterstand te verkleinen. (…)”
2.11.
Op 30 augustus 2023 heeft deze rechtbank een verstekvonnis gewezen tussen Eneco en De Blokweg Combinatie. In dat verstekvonnis is De Blokweg Combinatie onder meer veroordeeld om € 2.132.230,45, vermeerderd met rente en kosten, aan Eneco te betalen. Eneco heeft op basis van dat vonnis executiemaatregelen genomen. Na verrekening met de opbrengsten daarvan staat nu nog een hoofdsom van € 1.904.439,90 open. De Blokweg Combinatie heeft geen vermogen waarop verder verhaal mogelijk is.
2.12.
Op 26 oktober 2023 heeft op verzoek van Eneco een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Als getuigen zijn gehoord [persoon A] , [gedaagde sub 2] en de heer [persoon D] , een adviseur die [gedaagde sub 2] heeft bijgestaan. Voor zover hier relevant heeft [gedaagde sub 2] het volgende verklaard:
“(…) In augustus 2022 was mij duidelijk dat ik de schuld aan Agro nooit zou kunnen aflossen.
Na de opzegging van het bankkrediet ben ik gestart met mijn pogingen om het vastgoed van De Blokweg Vastgoed te herfinancieren. Toen heb ik ook mijn adviseur [persoon D] ingeschakeld. (…) Ik was constant in gesprek met Agro maar heb geen nieuwe afspraken gemaakt over de levering. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Eneco vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. De Blokweg te veroordelen om tegen finale kwijting aan Eneco te voldoen
€ 404.439,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over de door De Blokweg Combinatie aan Eneco verschuldigde facturen, vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
II. De Blokweg te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis een tweede hypotheekrecht te vestigen ten gunste van Eneco voor een hoofdsom van € 1.500.000,00 op de onroerende zaken, gelegen te Pijnacker, aan de [adres 1] en [adres 2] , onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag, dat De Blokweg verzuimt om aan deze veroordeling te voldoen;
III. De Blokweg te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan Eneco een redelijk voorstel te doen tot aflossing van het bedrag van € 1.500.000,00, op basis van door De Blokweg aangetoonde draagkracht, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag, dat De Blokweg verzuimt aan deze veroordeling te voldoen;
Subsidiair
IV. De Blokweg te veroordelen om vanwege haar verzuim met betrekking tot de tussen partijen gemaakte afspraak aan Eneco, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen € 1.904.439,90, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de tussen Eneco en De Blokweg Combinatie openstaande facturen, vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling;
Meer subsidiair
V. te verklaren voor recht dat De Blokweg c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eneco door de energieleveringen van Eneco aan De Blokweg Combinatie vanaf augustus 2022 te laten doorlopen en dat De Blokweg c.s. daarmee hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Eneco als gevolg daarvan lijdt;
VI. te verklaren voor recht dat De Blokweg c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door in de afwikkeling van De Blokweg Combinatie Eneco als crediteur selectief niet te betalen en dat De Blokweg c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Eneco als gevolg daarvan lijdt;
VII. De Blokweg c.s. hoofdelijk te veroordelen, tegen bewijs van kwijting, om aan Eneco te voldoen € 1.904,439,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
In alle gevallen
VIII. De Blokweg c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De Blokweg c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Eneco in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de primaire en subsidiaire vorderingen van Eneco (vorderingen I-IV) ligt haar stelling ten grondslag dat zij met De Blokweg een afspraak heeft gemaakt over de wijze waarop de betalingsachterstand van De Blokweg Combinatie zou worden afgelost. De meer subsidiaire vorderingen van Eneco (vorderingen V-VII) zijn gebaseerd op de stelling dat De Blokweg c.s. als (directe en indirecte) bestuurders van De Blokweg Combinatie onrechtmatig jegens Eneco hebben gehandeld.
Nakoming afspraken? Schadevergoeding wegens niet nakoming?
4.2.
In deze zaak is allereerst aan de orde of De Blokweg kan worden aangesproken tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de door Eneco gestelde afspraken of tot betaling van schadevergoeding omdat zij die verplichtingen niet is nagekomen. Eneco legt – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag aan haar vorderingen sub I tot en met IV. Volgens Eneco heeft [gedaagde sub 2] haar begin oktober 2022 een aanbod gedaan, inhoudende dat De Blokweg na en vanuit een herfinanciering van haar onroerend goed de vordering van Eneco – voor zover die het bedrag van € 1,5 miljoen overstijgt – onmiddellijk zou voldoen. Voor het bedrag van € 1,5 miljoen zou een betalingsregeling op langere termijn worden getroffen en zou aan Eneco door De Blokweg een tweede hypotheekrecht worden verstrekt op het onroerend goed van De Blokweg. Eneco heeft dat aanbod telefonisch aanvaard. Eneco verwijst ter onderbouwing van haar standpunt onder meer naar de getuigenverklaring van [persoon A] en de e-mailberichten van 25 november 2022 en 20 december 2022. De inhoud van die e-mailberichten heeft [gedaagde sub 2] volgens Eneco niet weersproken. Voorts zijn er volgens Eneco door De Blokweg uitvoeringshandelingen verricht. Zo heeft [gedaagde sub 2] de jaarrekening van De Blokweg aan Eneco toegezonden, alsmede de taxatierapporten van het vastgoed dat aan De Blokweg toebehoort.
4.3.
De Blokweg c.s. hebben de stellingen van Eneco gemotiveerd betwist. Volgens hen is er geen overeenkomst tot stand gekomen met de door Eneco gestelde strekking. [gedaagde sub 2] erkent weliswaar dat hij – omdat Eneco daarop bleef aandringen – in gesprek is geweest met Eneco, maar ontkent dat hij in dat kader de door Eneco gestelde afspraken heeft gemaakt. De Blokweg heeft de door Eneco bij e-mail van 4 oktober 2022 voorgelegde garantstelling expliciet geweigerd. Ook de drie-partijenovereenkomst (“3PO”) waarop Eneco bij dezelfde e-mail heeft aangedrongen, is niet tot stand gekomen. De omstandigheid dat [gedaagde sub 2] jaarrekeningen van De Blokweg aan Eneco heeft verstrekt levert geen bewijs op van het bestaan van de gestelde afspraken.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat, door de gemotiveerde betwisting van De Blokweg c.s., de door Eneco gestelde afspraken niet vaststaan. Hierbij zijn ook de door Eneco in het geding gebrachte bewijsmiddelen betrokken. Voor nadere bewijslevering door Eneco op dit punt is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats meer. Daarom liggen de vorderingen van Eneco onder I tot en met IV voor afwijzing gereed. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.5.
Op grond van artikel 150 Rv moet Eneco de feiten en omstandigheden stellen, en bij betwisting bewijzen, die ten grondslag liggen aan de door haar ingeroepen rechtsgevolgen, te weten het bestaan van de tussen partijen gemaakte afspraken en de niet nakoming ervan. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW). Aanbod en aanvaarding zijn wilsverklaringen die in iedere vorm kunnen geschieden en in een of meer gedragingen besloten kunnen liggen (artikel 3:37 BW). Van een aanbod is sprake wanneer een voorstel tot het aangaan van een overeenkomst wordt gedaan, welk voorstel zodanig bepaald is dat door aanvaarding daarvan onmiddellijk een overeenkomst ontstaat.
4.6.
Volgens Eneco is het aanbod van [gedaagde sub 2] met de onder 4.2 weergegeven inhoud destijds telefonisch gedaan en door [persoon A] , kort daarna, na goedkeuring van haar directie, telefonisch aanvaard. Eneco verwijst hiervoor naar het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [persoon A] . De overeenkomst (het aanbod en de aanvaarding) is toen niet schriftelijk vastgelegd. Eneco heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat, los van twee latere e-mails (zie hierna), de gemaakte afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd omdat een en ander op basis van goed vertrouwen verliep. De betreffende twee latere e-mails zijn van 25 november 2022 en 20 december 2022 en daaruit zou volgens Eneco het bestaan van de afspraken blijken. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze e-mails het bestaan van de overeenkomst evenwel niet met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid en de getuigenverklaring van [persoon A] wordt tegengesproken door die van [gedaagde sub 2] . De e-mails die Eneco aan [gedaagde sub 2] heeft verzonden, houden niet meer in dan een eenzijdige bevestiging van wat partijen volgens Eneco met elkaar hebben besproken en afgesproken. Op de e-mail van 25 november 2022 heeft [gedaagde sub 2] gereageerd met zijn e-mail van 30 november 2022. Hij schrijft daarin dat partijen inderdaad in een afrondende fase zitten, dat hij druk bezig is om de totale schuldpositie te regelen, maar ook dat hij – als het rond is met de financiers – zo snel mogelijk om de tafel wil gaan zitten ‘met jullie’ (Eneco) om ‘een en ander juist te regelen’. Dat getuigt niet van het bestaan van de gestelde afspraken. Op de e-mail van 22 december 2022 heeft [gedaagde sub 2] dezelfde dag gereageerd. Hij schrijft dat hij op dat moment geen concrete afspraken kan maken. Ook dit kan moeilijk uitgelegd worden als een bevestiging van de door Eneco gestelde afspraken. De reacties van [gedaagde sub 2] bevatten weliswaar geen expliciete verwerping van de inhoud van de e-mails van [persoon A] , maar waar het om gaat is dat eruit geen instemming of bevestiging van eerder gemaakte afspraken volgt. Daarvoor zouden de instemming met of bevestiging van de afspraken duidelijker moeten zijn vastgelegd. Eneco heeft er daarom ook niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat uit de gedragingen van [gedaagde sub 2] het bestaan van de overeenkomst met de gestelde inhoud blijkt.
4.7.
De overige omstandigheden waarnaar Eneco verwijst maken het voorgaande niet anders. Het toesturen van financiële stukken door [gedaagde sub 2] kan in het licht van het voorgaande niet worden gezien als uitvoeringshandeling van de gestelde afspraken. De Blokweg c.s. hebben in dit kader ook nog aangevoerd dat [gedaagde sub 2] in die periode vaker financiële stukken aan Eneco toezond als Eneco daarom vroeg. Ter zitting heeft Eneco tot slot nog verwezen naar het bestaan van een - niet in het geding gebrachte - interne e-mail waarin [persoon A] aan haar directie om goedkeuring vraagt om het aanbod van [gedaagde sub 2] te accepteren. Die e-mail had, voor zover al van belang, eerder in het geding gebracht moeten worden. In de oproepingsbrief van 10 juli 2024 en de zittingsagenda van 23 oktober 2024 staat ook dat alle stukken waarop partijen zich willen beroepen voor de zitting in het geding gebracht moeten worden. Daarvoor is het nu te laat.
4.8.
Er wordt niet meer toegekomen aan nadere bewijslevering door Eneco op het punt van het bestaan van de door haar gestelde afspraken. Waar het gaat om bewijs in de vorm van schriftelijke stukken, heeft Eneco immers verklaard dat de afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd (behoudens in de hiervoor genoemde e-mails). Voor bewijslevering door het (nader) horen van getuigen is geen plaats. In het licht van het al op verzoek van Eneco gehouden voorlopig getuigenverhoor heeft zij niet toegelicht welke (nieuwe) getuigen eventueel nader zouden kunnen verklaren over het bestaan van de gestelde afspraken. Het door Eneco gedane algemene bewijsaanbod, waaronder het (nader) horen van getuigen, is tegen deze achtergrond daarom onvoldoende concreet en onvoldoende ter zake dienend.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.9.
Eneco vordert meer subsidiair (onder V t/m VII) een tweetal verklaringen voor recht dat De Blokweg c.s.– kort gezegd – onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar. Ook vordert Eneco een veroordeling van De Blokweg c.s. tot betaling van € 1.904,439,90. Eneco legt aan haar vordering ten grondslag dat De Blokweg en [gedaagde sub 2] in hun hoedanigheid van respectievelijk bestuurder en middellijk bestuurder van De Blokweg Combinatie, de energielevering door Eneco aan De Blokweg Combinatie vanaf augustus 2022 tot en met december 2022 hebben laten voortzetten terwijl zij wisten, dan wel behoorden te weten, dat De Blokweg Combinatie de facturen die daartegenover stonden niet zou kunnen betalen en De Blokweg Combinatie ook anderszins geen verhaal zou bieden. Verder stelt Eneco dat De Blokweg c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eneco door bij de afwikkeling van De Blokweg Combinatie Eneco als crediteur selectief niet te betalen. De Blokweg c.s. zijn volgens Eneco hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg daarvan lijdt. [1]
4.10.
De Blokweg c.s. hebben de stellingen van Eneco gemotiveerd betwist. Zij voeren – samengevat weergegeven – het volgende aan. De Blokweg c.s. hebben Eneco tijdig geïnformeerd over de ontstane (financiële) situatie bij De Blokweg Combinatie en haar ook steeds op de hoogte gehouden over alle relevante ontwikkelingen. Ook toen De Blokweg en de bank weigerden om de door Eneco gevraagde garantstelling en de driepartijenovereenkomst te ondertekenen, heeft Eneco niet ingegrepen door de levering te beëindigen. Zij was daartoe contractueel wel bevoegd. Er is bovendien geen sprake van een situatie waarin De Blokweg Combinatie een nieuwe overeenkomst met Eneco is aangegaan zonder dat Eneco wist dat de leveringen niet betaald zouden kunnen worden. Volgens De Blokweg c.s. was op 4 oktober 2022 duidelijk dat De Blokweg Combinatie de gasafname van Eneco niet langer meer (volledig) zou kunnen betalen, maar heeft zij er toen bewust voor gekozen de gasafname voort te zetten om elektriciteit op te wekken waarmee zij haar (latente) schuld aan Eneco uit hoofde van door haar via Eneco ingenomen posities op de energiemarkt (hierna “negatieve MtM-positie”) heeft kunnen verminderen. De voortgezette gasafname heeft daarom niet tot schade geleid. Verder staat het De Blokweg en [gedaagde sub 2] als (middellijk) bestuurder in beginsel vrij op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers van De Blokweg Combinatie in de gegeven omstandigheden kunnen worden betaald. Eneco heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat sprake is van selectieve betalingen die zodanig onzorgvuldig zijn dat De Blokweg en [gedaagde sub 2] daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.11.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of De Blokweg c.s. persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door Eneco gevorderde schade. Daarbij moet vooropgesteld worden dat het vaste rechtspraak is dat een bestuurder van een rechtspersoon slechts onder bijzondere omstandigheden uit hoofde van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk is tegenover een derde voor een niet-nakoming door de rechtspersoon van haar verplichtingen jegens die derde. Hiertoe is vereist dat aan de bestuurder een voldoende ernstig persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. Eneco heeft voor de bestuurdersaansprakelijkheid van De Blokweg c.s. een tweetal grondslagen aangevoerd, namelijk de schending van de zogenaamde Beklamel-norm en (onrechtmatige) selectieve betaling. De rechtbank oordeelt dat van onrechtmatige selectieve betaling geen sprake is, maar wel van een schending van de Beklamel-norm. De rechtbank licht dat hierna toe.
Selectieve betalingen
4.12.
Eneco verwijt De Blokweg c.s. dat De Blokweg Combinatie selectieve betalingen heeft gedaan door Eneco als enige externe crediteur niet te betalen. Vooropgesteld wordt dat het een bestuurder in beginsel vrijstaat op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap op welk moment zullen worden voldaan. Ook als een vennootschap in financieel zwaar weer verkeert, mag de bestuurder in beginsel kiezen welke schuldeisers hij wel en welke hij niet (of niet geheel) betaalt. Die vrijheid van de bestuurder neemt af als de bestuurder besloten heeft de activiteiten te beëindigen en er niet voldoende middelen zijn om iedereen te betalen, of in de situatie dat het faillissement van de onderneming in zicht komt. Daarbij geldt dat selectieve betalingen aan gelieerde schuldeisers eerder onrechtmatig zijn dan selectieve betalingen aan derden. Hetzelfde geldt voor betalingen waarbij de bestuurder een eigen belang heeft, zoals het aflossen van een schuldeiser ten opzichte van wie hij zelf borg staat.
4.13.
Het is aan Eneco om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat De Blokweg c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door betaling aan haar op selectieve wijze te frustreren. De rechtbank is van oordeel dat Eneco – mede gelet op de gemotiveerde betwisting van De Blokweg c.s. – onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat hiervan sprake is. De rechtbank motiveert dit als volgt.
4.14.
Gesteld noch gebleken is dat De Blokweg c.s. selectief hebben laten betalen ten gunste van aan De Blokweg Combinatie of henzelf gelieerde ondernemingen of personen of dat zij anderszins betalingen hebben gedaan vanuit een eigen belang. Weliswaar hebben De Blokweg c.s. inderdaad selectief laten betalen aan de ING-bank, maar dat is gezien de positie van de ING-bank als huisbankier via welke het betalingsverkeer verliep, zonder bijkomende omstandigheden, die zijn gesteld noch gebleken, niet onrechtmatig jegens Eneco. Ook de betalingen die zijn verricht in het kader van het leeghalen van de kassen, in verband met de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van De Blokweg Combinatie, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig. De opbrengsten die met het leeghalen van de kassen (het oogsten) zijn gegenereerd zijn bovendien deels ten goede gekomen aan Eneco. Daar komt bij dat dit kosten zijn die economisch verantwoord zijn te maken. Dit heeft [gedaagde sub 2] ter zitting uitgebreid toegelicht. In reactie hierop heeft Eneco haar stelling dat en waarom (toch) sprake zou zijn van onrechtmatige selectieve betalingen onvoldoende nader toegelicht. Onduidelijk is ook in welke mate Eneco zou hebben geprofiteerd als de gestelde selectieve betalingen niet hadden plaatsgevonden. Dit is in het geheel niet onderbouwd.
Beklamel
4.15.
Eneco beroept zich voorts op de schending van de Beklamel-norm. Op grond van HR 6 oktober 1989, NJ 1990/286 (Beklamel) kan een bestuurder persoonlijk aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad wanneer hij de rechtspersoon, waarvan hij bestuurder is, een overeenkomst laat sluiten met een derde, terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de rechtspersoon haar verbintenissen uit die overeenkomst niet (tijdig) zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de schade die de derde als gevolg hiervan lijdt. Cruciaal bij de Beklamel-aansprakelijkheid is de vaststelling van een moment waarop de bestuurder wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet meer zou nakomen en dan geen of onvoldoende verhaal zou bieden. Dit wordt ook wel aangeduid als het peilmoment. Hierbij past overigens wel de kanttekening dat van onrechtmatig handelen van de bestuurder in beginsel geen sprake is, als niet alleen de bestuurder, maar ook de schuldeiser wist of behoorde te weten (kort gezegd) dat de vennootschap niet zou betalen. Het gaat er daarbij niet om of de bestuurder en de schuldeiser precies dezelfde kennis hadden, maar zij moeten wel over min of meer dezelfde informatie beschikken over de kredietwaardigheid van de vennootschap. In dat geval maakt de bestuurder immers geen misbruik van een kennisvoorsprong.
4.16.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval een drietal relevante omslagmomenten is te onderscheiden. Zij motiveert dit als volgt.
Periode van 19 augustus 2022 (omslagmoment 1) tot en met 4 oktober 2022 (omslagmoment 2)
4.17.
In de loop van het contractjaar 2022 zijn betalingsachterstanden ontstaan vanuit De Blokweg Combinatie richting Eneco. Er is daarover overleg gevoerd tussen [gedaagde sub 2] en [persoon A] . Gebleken is dat [gedaagde sub 2] zich – mede vanwege de verslechterde financiële situatie – is gaan richten op de mogelijkheid om de onderneming te verkopen. Ter zitting heeft Eneco onweersproken gesteld dat de laatste factuur van Eneco op 19 augustus 2022 is betaald, terwijl De Blokweg Combinatie in de periode daarna wel energie is blijven afnemen van Eneco. Uit de getuigenverklaring van [gedaagde sub 2] tijdens het voorlopig getuigenverhoor volgt dat hij in augustus 2022 ook wist dat De Blokweg Combinatie geen verhaal zou bieden voor de betaling van de facturen. Hij heeft daarover verklaard dat het hem in augustus 2022 duidelijk was dat hij de schuld aan Eneco nooit zou kunnen aflossen, terwijl vaststaat hij dit toen niet aan Eneco gemeld heeft. Niettemin heeft [gedaagde sub 2] in de periode daarna de gasafname voortgezet. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde sub 2] (en dus ook De Blokweg) vanaf 19 augustus 2022 moest begrijpen dat de vooruitzichten van De Blokweg Combinatie (bijna) uitzichtloos waren, in ieder geval voor zover het de aflossing aan Eneco betrof. De Blokweg c.s. hebben ook geen andere concrete datum in augustus als eventueel ander peilmoment genoemd. Onder die omstandigheden is de conclusie dat De Blokweg c.s. er vanaf 19 augustus 2022 een persoonlijk ernstig verwijt van kan worden gemaakt dat zij de gasafname door De Blokweg Combinatie niet hebben stopgezet, in ieder geval tot aan het moment waarop zij bij Eneco wel melding hebben gemaakt van de betalingsonmacht. Op grond daarvan zijn zij persoonlijk aansprakelijk voor de schade die Eneco in die periode als gevolg daarvan lijdt.
4.18.
Het verweer van De Blokweg c.s. dat van schending van de Beklamel-norm geen sprake is omdat er geen
nieuweovereenkomsten met Eneco zijn aangegaan, gaat niet op. Het gaat erom dat zij, als de (middellijk) bestuurders van De Blokweg Combinatie gas zijn blijven afnemen, terwijl zij wisten dat de vennootschap dat gas niet kon betalen en evenmin verhaal zou bieden voor de schade die hiervan het gevolg zou zijn. Dat is evenzeer een schending van de Beklamel-norm. Dat De Blokweg c.s. met de voortgezette gasafname en de opwekking van elektriciteit de negatieve MtM positie hebben willen verminderen (wat volgens hen het geval is geweest) en daarmee ook de schade voor Eneco, doet aan de onrechtmatigheid van de gedraging niet af. Zij hadden onder de hier geschetste omstandigheden de beslissing over wat er met die posities in de energiemarkt moest gebeuren, niet mogen nemen zonder overleg hierover met haar contractspartij Eneco. Het is immers heel wel denkbaar dat Eneco andere keuzes had willen maken en die keuzemogelijkheid hebben De Blokweg c.s. aan Eneco onthouden door gas af te blijven nemen zonder Eneco te informeren over de betalingsonmacht. In hoeverre uiteindelijk van een vermindering van schade sprake is, komt aan de orde bij de bepaling van de omvang van de schade (zie hierna 4.21 e.v.).
Periode vanaf 5 oktober 2022 (omslagmoment 2) tot en met 25 november (15:17h) 2022 (omslagmoment 3)
4.19.
[persoon A] heeft [gedaagde sub 2] op 4 oktober 2022 een e-mail gestuurd waaruit blijkt dat [gedaagde sub 2] Eneco eerder die dag heeft geïnformeerd dat een beoogd koper was afgehaakt, dat de ING-bank de financiering had opgezegd, dat er geen gebruik meer kon worden gemaakt van het rekening-courantkrediet en dat hij daardoor geen betalingen meer kon verrichten. Eneco was er dus vanaf dat moment van op de hoogte dat haar (openstaande) vorderingen niet voldaan zouden worden uit de opbrengst van de beoogde verkoop en dat de liquiditeitspositie van De Blokweg Combinatie acuut verder verslechterd was. Ondanks die kennis heeft Eneco ervoor gekozen om de energielevering door te laten lopen. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat De Blokweg c.s. na 4 oktober 2022 onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eneco door energie van haar te blijven afnemen. Eneco had toen immers zelf ook wetenschap van de (dreigende) betalingsonmacht en het ontbreken van verhaalsmogelijkheden aan de zijde van De Blokweg Combinatie. Zij had in die situatie de levering ook eenvoudigweg kunnen stoppen om ervoor te zorgen dat haar vordering op De Blokweg Combinatie niet verder zou oplopen. Vanaf dat moment (4 oktober 2022) is daarom niet langer de conclusie gerechtvaardigd dat De Blokweg c.s. een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zij zijn daarom voor de schade die Eneco na 4 oktober 2022 lijdt niet aansprakelijk.
Vanaf 25 november 2022 (15:17h) (omslagmoment 3)
4.20.
Vervolgens heeft er met de ontvangst door [gedaagde sub 2] van de e-mail van Eneco van 25 november 2022 (15:17 uur) weer een omslag plaatsgevonden, waardoor De Blokweg c.s. weer opnieuw aansprakelijk zijn geworden jegens Eneco in verband met het niet betalen voor de gasafname door De Blokweg Combinatie. Dit wordt als volgt toegelicht. Eneco heeft [gedaagde sub 2] op 25 november 2022 een e-mail gezonden met daarin de bevestiging van de afspraken die partijen volgens Eneco met elkaar hadden gemaakt. Eneco heeft verklaard dat zij – indachtig die gemaakte afspraken – de gaslevering niet heeft stopgezet. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde sub 2] die afspraken met zoveel woorden heeft weersproken. In zijn e-mail aan [persoon A] van 30 november 2022 heeft hij dat in elk geval niet gedaan. Van [gedaagde sub 2] mocht worden verwacht dat hij Eneco op dat moment (uitdrukkelijk) zou hebben gewaarschuwd dat de door haar weergegeven afspraken onjuist waren. [gedaagde sub 2] wist op dat moment immers dat Eneco van een onjuiste veronderstelling uitging en dat Eneco als gevolg daarvan de levering van energie aan De Blokweg Combinatie voortzette. De reacties van [gedaagde sub 2] van 30 november 2022 en 22 december 2022 op de e-mailberichten van Eneco zijn in dit geval onvoldoende, omdat de inhoud van die berichten te onduidelijk zijn en geen waarschuwing aan Eneco bevatten. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat De Blokweg c.s. vanaf 25 november 2022 (15:17h) opnieuw onrechtmatig hebben gehandeld jegens Eneco en persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schade die Eneco vanaf 25 november 2022 (15:17h) tot en met 31 december 2022 (het moment waarop de gasafname is beëindigd) als gevolg daarvan lijdt.
Omvang schadevergoeding en causaal verband
4.21.
Hiervoor is overwogen dat De Blokweg c.s. onrechtmatig jegens Eneco hebben gehandeld van 19 augustus 2022 tot en met 4 oktober 2022 en vanaf 25 november 2022 (15:17h) tot en met 31 december 2022 door gas te blijven afnemen en daarvoor niet te betalen. De vraag is tot welke schade dit heeft geleid bij Eneco. De schade die Eneco heeft geleden en waarvoor De Blokweg c.s. aansprakelijk zijn, moet in beginsel worden vastgesteld door middel van een vermogensvergelijking. Daarbij dient de feitelijke situatie van Eneco te worden vergeleken met de hypothetische situatie van Eneco waarin De Blokweg c.s. in de twee hiervoor geschetste periodes niet onrechtmatig zouden hebben gehandeld. Hierbij is (mogelijk) van belang dat de twee aansprakelijkheidsperiodes van elkaar worden gescheiden door een periode waarin De Blokweg c.s. niet onrechtmatig hebben gehandeld, namelijk van 5 oktober 2022 tot en met 25 november 2022 (15:17h) . Van belang is verder dat Eneco ter zitting onweersproken heeft verklaard dat zij de levering aan De Blokweg Combinatie in augustus 2022 zou hebben stopgezet - en zij de ingenomen posities op de energiemarkt op dat moment zou hebben afgewikkeld – in de hypothetische situatie dat zij toen op de hoogte was geweest van de betalingsonmacht van De Blokweg Combinatie. Tot slot is van belang dat De Blokweg c.s. gemotiveerd hebben aangevoerd dat in de schadebegroting het effect van de mutaties in de negatieve MtM-positie sinds augustus 2022 meegenomen moet worden (de schade van Eneco zou hierdoor zijn verminderd). Partijen zijn het er niet over eens in welke mate dit laatste van invloed is geweest op de door Eneco geleden schade. Op grond van het voorgaande geldt dat het debat tussen partijen over de causaliteit en omvang van de schade, nog niet voldoende is gevoerd en de rechtbank hierover nog geen oordeel kan geven.
4.22.
Partijen krijgen daarom de gelegenheid zich hierover nog bij nadere conclusie uit te laten. Allereerst zal Eneco daartoe de gelegenheid krijgen, waarna De Blokweg c.s. daarop mogen reageren. De nadere conclusies mogen niet meer dan 10 A-4 bedragen en mogen niet meer ingaan op andere kwesties. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen.
4.23.
In afwachting van de door Eneco te nemen akte en de reactie van De Blokweg c.s. zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 juni 2025voor het nemen van een conclusie door Eneco als bedoeld in rechtsoverweging 4.22, waarna De Blokweg c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordconclusie zoals bedoeld in 4.22 kunnen nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts, mr. N. Doorduijn en mr. A.J.M. van Sonsbeeck en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.[3645/3395/1876/3455]

Voetnoten

1.Op zitting heeft Eneco nog aangevoerd dat De Blokweg c.s. ook onrechtmatig hebben gehandeld door in januari 2022 short posities in te nemen. Dat zou onrechtmatig zijn omdat iedereen die actief was in de energiemarkt wist dat Rusland Oekraïne zou binnenvallen en dat dit gevolgen zou hebben voor de energieprijzen, en [gedaagde sub 2] had moeten weten dat hij de short posities niet zou kunnen nakomen. Als dit als serieuze grondslag van de vorderingen is bedoeld, dan had dit in de dagvaarding moeten staan.