Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 december 2024, met bijlagen;
- het antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderde eiseres, die een kamer huurde in een woning, het te veel betaalde bedrag aan huur terug van gedaagde, naar aanleiding van een uitspraak van de Huurcommissie. De Huurcommissie had geoordeeld dat de huurprijs van € 750,00 per maand niet redelijk was en had deze vastgesteld op € 380,14 per maand. Eiseres stelde dat er een huurovereenkomst was tussen haar en gedaagde, terwijl gedaagde betwistte dat zij een huurovereenkomst met eiseres had gesloten. Gedaagde stelde dat de persoon die als vertegenwoordiger in de huurovereenkomst was opgenomen, niet bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. De kantonrechter oordeelde dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen eiseres en gedaagde, omdat gedaagde niet betrokken was bij de totstandkoming van de huurovereenkomst. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.