ECLI:NL:RBROT:2025:6559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11658978 VV EXPL 25-222
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning door dringend eigen gebruik door de verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. Woonstad heeft de huurovereenkomst met de gedaagde opgezegd vanwege dringend eigen gebruik, omdat het appartementencomplex waarin de gedaagde woont gesloopt moet worden voor nieuwbouw. Woonstad heeft de gedaagde zes vervangende woningen aangeboden, maar de gedaagde heeft deze om verschillende redenen afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van het appartement, aangezien de sloopwerkzaamheden kort na 31 mei 2025 beginnen. De kantonrechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen en de gedaagde veroordeeld om het appartement uiterlijk op 31 mei 2025 te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 958,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het belang van Woonstad om tijdig te kunnen slopen zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11658978 VV EXPL 25-222
datum uitspraak: 20 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
Partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] huurt van Woonstad het vier-kamerappartement aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam. [gedaagde] woont samen met haar drie minderjarige kinderen in het appartement, dat zich op de tweede verdieping van een appartementen-complex bevindt. Woonstad wil dat complex slopen om plaats te maken voor nieuwbouw. Daarom heeft Woonstad de huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd vanwege dringend eigen gebruik. Woonstad heeft zes vervangende woningen aan [gedaagde] aangeboden, waarvan zij er een korte tijd heeft betrokken, maar partijen hebben geen overeenstemming bereikt over een vervangende woning. Woonstad wil kort na 31 mei 2025 beginnen met de voorbereidende sloopwerkzaamheden. Daarom vordert Woonstad dat om [gedaagde] te veroordelen het appartement uiterlijk op 31 mei 2025 te ontruimen. Met het oog daarop houdt Woonstad de laatst aangeboden woning voor [gedaagde] gereserveerd. [gedaagde] is het niet eens met de vordering van Woonstad. De kantonrechter wijst de vordering toe. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 6 mei 2025, met bijlagen 1 tot en met 22. Op 14 mei 2025 vond de mondelinge behandeling plaats.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonstad heeft bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisend belang
3.2.
Vaststaat dat het appartementencomplex, waar het appartement dat [gedaagde] van Woonstad huurt zich in bevindt, wordt gesloopt en dat de voorbereidende werkzaamheden daarvoor kort na 31 mei 2025 gaan beginnen. Gelet daarop heeft Woonstad voldoende spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming van het appartement.
[gedaagde] moet het appartement ontruimen
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het appartement moet ontruimen. [gedaagde] krijgt daar, zoals Woonstad vordert, tot uiterlijk 31 mei 2025 de tijd voor. De kantonrechter legt dit uit.
3.4.
Woonstad heeft aannemelijk gemaakt dat zij het appartement nodig heeft voor eigen gebruik. Het appartementencomplex, waar het appartement dat [gedaagde] van Woonstad huurt zich in bevindt, moet namelijk worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Niet in geschil is dat een verlate oplevering van het appartement aan de aannemer van Woonstad zorgt voor vertraging in het gehele project én daarnaast leidt tot een aanzienlijke kostenstijging van het hele project. De dringendheid van het eigen gebruik van het appartement door Woonstad is daarmee gegeven.
3.5.
Woonstad heeft ook aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] andere passende woonruimte kan krijgen. Woonstad heeft [gedaagde] sinds 21 maart 2021 zes verschillende woningen aangeboden ter vervanging van het appartement. Onder die woningen bevinden zich eengezinswoningen en appartementen op verschillende verdiepingen, waaronder op de begane grond. Al die woningen zijn, gelet op de gezinssamenstelling van [gedaagde] en haar huidige woonsituatie, passend. In feite betwist [gedaagde] dat ook niet, maar desondanks heeft zij alle aangeboden woningen om steeds wisselende redenen afgeslagen. Eén van de aangeboden woningen “voelde niet goed”, een andere woning had een fietspad dat te dicht langs de woning liep en bij weer een andere woning was sprake van te veel trappen in de toegang naar de woning. [gedaagde] miskent hiermee niet alleen dat niet van Woonstad kan worden verlangd om een vervangende woning te vinden die aan alle woonwensen van [gedaagde] voldoet, maar bovendien valt zonder nadere toelichting – die [gedaagde] niet heeft gegeven – niet te begrijpen dat het een probleem is dat een vervangende woning zich niet op de begane grond bevindt. [gedaagde] woont op dit moment immers ook niet op de begane grond, maar op de tweede verdieping. Daarbij komt dat ook aannemelijk is dat [gedaagde] haar woonwensen steeds heeft gewijzigd voor wat betreft de wijk waarin de woning is gelegen, het soort woning (een appartement of een eengezinswoning) en het aantal kamers in de woning. Van Woonstad kan niet worden verlangd dat zij met deze steeds wisselende wensen rekening houdt. Dat [gedaagde] liftvrees heeft, is pas in een laat stadium door haar naar voren gebracht en op geen enkele manier onderbouwd. Tot slot heeft [gedaagde] nauwelijks moeite gedaan om zelf passende vervangende woonruimte te vinden. Zij heeft weliswaar gezocht naar eengezinswoningen, maar de aan [gedaagde] toegekende urgentie gold daar niet voor. Daardoor kwam [gedaagde] niet in aanmerking voor de eengezinswoningen die zij op het oog had. Dit alles maakt dat aannemelijk is dat passende vervangende woonruimte – in de vorm van een gereserveerde vijfkamerwoning – voor [gedaagde] beschikbaar is, maar dat [gedaagde] die zonder goede reden heeft afgewezen.
3.6.
De conclusie luidt dat Woonstad naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter aan alle vereisten van artikel 7:274 lid 1 sub c BW heeft voldaan. Het belang van Woonstad om het appartement te kunnen slopen om plaats te maken voor nieuwbouw weegt, gelet op alles wat hiervoor is overwogen en in het bijzonder dat er voor [gedaagde] passende vervangende woonruimte is, zwaarder dan het belang van [gedaagde] om in het appartement te kunnen blijven wonen. Daarbij is ook van belang dat Woonstad de laatste aan [gedaagde] aangeboden woning zoals hiervoor is overwogen, voor [gedaagde] heeft gereserveerd, zodat [gedaagde] en haar kinderen niet op straat komen te staan. [gedaagde] heeft overigens niet betwist dat zij deze laatste aangeboden woning mooi vindt. Het is tot slot niet realistisch om de laatste dagen van de maand mei 2025 te wachten of er nog een andere passende woning vrijkomt, zoals [gedaagde] wenst, gelet op mogelijk mutatiewerk dat in een eventuele vrijgekomen woning moet plaatsvinden – waarmee tijd gemoeid is – en omdat Woonstad iedere dag kijkt of er nog een andere woning aan [gedaagde] kan worden aangeboden.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 135,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 958,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten wordt bij gebreke van een toelichting op de hoofdelijkheid afgewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het belang van Woonstad om op tijd te kunnen beginnen met het slopen van het appartement zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep tegen dit vonnis af te kunnen wachten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op 31 mei 2025 het appartement aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het appartement met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 958,45;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
38671