ECLI:NL:RBROT:2025:6554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11509642 CV EXPL 25-1719
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in consumentenkoop van een paard met betrekking tot de rol van de verkoper als ondernemer

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Rotterdam, gaat het om een bevoegdheidsincident in het kader van een consumentenkoop van een paard. De eiseres, woonachtig in Hoek van Holland, heeft op 2 april 2024 een springpaard gekocht van de gedaagde, die handelt onder de naam [handelsnaam]. De koopprijs bedroeg € 7.900,-. Na de aankoop bleek het paard, [naam paard], te lijden aan vaatvliesontsteking, wat leidde tot een operatie aan het linkeroog. De eiseres beroept zich op non-conformiteit en heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De gedaagde betwist de bevoegdheid van de kantonrechter, stellende dat zij als privépersoon heeft verkocht en niet als ondernemer. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde wel degelijk als ondernemer heeft gehandeld, gezien haar activiteiten en de wijze waarop zij het paard te koop heeft aangeboden. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van consumentenkoop en dat hij bevoegd is om de zaak te behandelen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 406,-. De hoofdzaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11509642 CV EXPL 25-1719
datum uitspraak: 30 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Hoek van Holland (gemeente Rotterdam),
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. ing. JM.M. Eerkes,
tegen
[gedaagde],die handelt onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: Utrecht,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. F.W. Aartsen.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord met een eis in het incident, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident.

2.De eis in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] eist in de hoofdzaak samengevat:
  • te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst betreffende paard [naam paard] is ontbonden, dan wel die overeenkomst te ontbinden of vernietigen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 10.307,12 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de koopsom van € 7.900,- en kosten van medisch onderzoek en behandeling van in totaal € 2.407,12.
2.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Zij heeft op 2 april 2024 van [gedaagde], die handelde namens haar vof of eenmanszaak [handelsnaam], een springpaard gekocht voor een koopprijs van € 7.900,-. Begin juli 2024 bleek dat het paard, [naam paard], lijdt aan vaatvliesontsteking (maanoog). Uiteindelijk is het linkeroog van [naam paard] op 1 augustus 2024 operatief verwijderd. [eiseres] beroept zich op non-conformiteit dan wel dwaling en heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.De eis en het verweer in het incident

3.1.
Volgens [gedaagde] is de kantonrechter in Rotterdam niet bevoegd om op de vorderingen van [eiseres] te beslissen. Volgens haar is geen sprake van consumentenkoop en heeft zij [naam paard] als privépersoon aan [eiseres] verkocht. Als dat juist is, dan geldt niet artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter, maar de hoofdregel van artikel 99 Rv. In dat geval is de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland exclusief bevoegd.
3.2.
[eiseres] vindt dat de kantonrechter wel bevoegd is, omdat wel degelijk sprake is van consumentenkoop. Volgens haar heeft [gedaagde] gehandeld in de uitoefening van haar beroep of bedrijf.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
De kantonrechter oordeelt dat hij bevoegd is, omdat sprake is van een consumentenkoop. Dit oordeel wordt hieronder uitgelegd.
4.2.
In artikel 7:5 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is gedefinieerd wat wordt verstaan onder consumentenkoop. Dat is de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. Dat [eiseres] de koopovereenkomst heeft gesloten als natuurlijk persoon die handelde buiten haar bedrijfs- of beroepsactiviteit, staat niet ter discussie. Waar het in deze zaak over gaat, is de vraag of [gedaagde] heeft gehandeld in het kader van haar handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit.
4.3.
In welke hoedanigheid [gedaagde] de koopovereenkomst betreffende [naam paard] heeft gesloten, is een kwestie van uitleg van die overeenkomst. Het komt, ook als het gaat om de vraag wie partij zijn bij een overeenkomst, aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de koopovereenkomst mochten toekennen en op wat zij, mede gegeven de maatschappelijke kring waartoe ze behoren en de rechtskennis die van hen kan worden gevergd, daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf).
4.4.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] in de gegeven omstandigheden ervan uit mocht gaan dat [gedaagde] [naam paard] te koop aanbood in haar hoedanigheid van handelaar, althans als beroepsmatige activiteit. De kantonrechter neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking:
[gedaagde] drijft een vennootschap onder firma onder de naam [handelsnaam]. De contactgegevens van [handelsnaam] zijn dezelfde als die van [gedaagde] privé (mobiel nummer en een @live.nl e-mailadres);
[gedaagde] presenteert zich op social media (Instagram en Facebook) onder de naam [handelsnaam]. Via deze kanalen worden regelmatig paarden te koop aangeboden en/of wordt melding gemaakt van de verkoop van een paard. Dat geldt in elk geval ook voor [naam paard], waarvan door [handelsnaam] wordt op deze social media vermeld dat zij verkocht is;
Op 16 april 2024 plaatst [handelsnaam] een bericht op social media waarin onder meer staat:
“Professionele Bemiddeling in de Verkoop van Paarden
Beste Paardeneigenaren,
Heb je overwogen om je paard of pony te verkopen, maar ontbreekt het je aan tijd of om andere redenen? Dan ben je bij mij aan het juiste adres. (…)
Wil je meer weten over de mogelijkheden? Misschien zie ik binnenkort jouw paard bij mij op stal en gaan we samen op zoek naar een nieuwe eigenaar. (…)”
[handelsnaam] wordt ook gepresenteerd als “handels-, pension- en fokstal”. [gedaagde] biedt stages aan waarbij de stagiair inzicht krijgt in de “paardenhandel en fokkerij”;
[naam paard] stond in de stal die [gedaagde] onder de naam [handelsnaam] exploiteert.
4.5.
Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat [gedaagde] niet zomaar een jonge vrouw is met dezelfde hobby als [eiseres], die toevallig haar paard via Marktplaats heeft verkocht, maar dat [gedaagde] veeleer een jonge vrouw is die haar werk heeft gemaakt van paarden en zich daarbij onder meer bezighoudt met het handelen in paarden. Zij is eigenaar van een stal en gebruikt daarbij een handelsnaam. Dit maakt dat ervan uit moet worden gegaan dat sprake is van beroepsmatige (commerciële) activiteiten en dat [gedaagde] geacht moet worden over meer informatie en vaardigheden te beschikken dan [eiseres]. Kortom, [gedaagde] is een handelaar.
4.6.
Dat [gedaagde] (ook) onder haar eigen naam contact heeft onderhouden en de koopprijs op een bankrekening heeft laten betalen die op haar eigen naam staat (en niet op naam van [handelsnaam]), leidt niet tot een andere conclusie. [eiseres] hoefde (als consument) daaruit niet af te leiden dat [gedaagde] in dit specifieke geval niet als handelaar zou optreden. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van een factuur met btw. Geen van partijen heeft een factuur overgelegd, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat er geen factuur is (waarop dan alleen de naam van [gedaagde] zou staan en duidelijk geen btw in rekening zou zijn gebracht). Er is slechts een overboeking en onduidelijk is of en hoe [gedaagde] die in de boeken heeft verwerkt.
4.7.
Nu [gedaagde] moet worden aangemerkt als verkoper handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, is de kantonrechter in Rotterdam op grond van artikel 101 Rv (mede) bevoegd in deze zaak. [gedaagde] krijgt ongelijk in het incident.
4.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op €406,-.
In de hoofdzaak
4.9.
De kantonrechter wil de zaak met de partijen bespreken op een zitting.
De partijen krijgen op de zitting de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook stelt de kantonrechter vragen en onderzoekt of de partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
4.10.
Zodra in deze zaak de mondelinge behandeling zal worden gepland, zal vooraf aan partijen worden gevraagd te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in zij echt niet naar een zitting kunnen komen. Dat verzoek zal te zijner tijd aan de gemachtigde van partijen worden gestuurd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
verklaart zich bevoegd om op de vorderingen van [eiseres] te beslissen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, die tot vandaag worden vastgesteld op € 406,-;
in de hoofdzaak
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909