ECLI:NL:RBROT:2025:646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake eenmalige energietoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag beoordeeld. Eiseres had op 31 mei 2022 een aanvraag ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 3 juli 2022 werd afgewezen. Na bezwaar bleef het college bij de afwijzing, ondanks het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie. Eiseres heeft op 6 juli 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet-ontvankelijk is vanwege termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 4 juli 2023. Eiseres diende haar beroepschrift echter pas op 6 juli 2023 in, wat betekent dat de termijn overschreden is. Eiseres stelde dat zij wachtte op een kopie van haar aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om het beroep inhoudelijk te behandelen, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.N. Vlasman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van 31 mei 2022 om een eenmalige energietoeslag.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het college, in afwijking van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft op 6 juli 2023 beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Wettelijk kader

2.1.
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Volgens artikel 6:8, eerste lid, van de Awb begint deze termijn te lopen op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.2.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Het college heeft het betreden besluit bekendgemaakt op 23 mei 2023, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 4 juli 2023.
4.2.
Nu het beroepschrift op 6 juli 2023 – digitaal – is ingediend, is bij het instellen van het beroep de termijn overschreden.
4.3.
Eiseres heeft als reden gegeven voor de termijnoverschrijding dat zij wachtte op een stuk van het college, namelijk een kopie van haar aanvraag. Zij heeft meerdere pogingen gedaan om dit stuk tijdig in handen te krijgen, maar zonder succes. Zij verkeerde in de veronderstelling dat dit stuk direct bij het beroepschrift moest worden ingestuurd. De rechtbank ziet hierin geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het stuk had ook later ingezonden kunnen worden. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat eiseres werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Er is dus geen sprake van de situatie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Daarom krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten.
6. Eiseres heeft de rechtbank verzocht in de uitspraak inhoudelijk op de zaak in te gaan, ook als het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, maar de rechtbank ziet daartoe geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.