ECLI:NL:RBROT:2025:6451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
10-340298-24/ 10-266844-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van echtgenote met ontoerekeningsvatbaarheid en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1987, ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was. De mishandeling vond plaats op 25 oktober 2024, waarbij de verdachte zijn echtgenote op meerdere plekken op haar lichaam heeft geslagen. De rechtbank heeft de eerdere verklaringen van de echtgenote bij de politie als bewijs aangenomen, ondanks dat zij ter zitting een andere verklaring heeft afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar is, gezien zijn psychische toestand, waaronder schizofrenie en andere stoornissen. De officier van justitie had om ontslag van rechtsvervolging gevraagd, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte onder toezicht van de reclassering zal staan en zich aan verschillende voorwaarden moet houden, zoals opname in een zorginstelling en meewerken aan behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-340298-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10-266844-23
Datum uitspraak: 21 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. L.A. Alderlieste, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting op 7 mei 2025. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte, omdat hij ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden alsmede het dadelijk uitvoerbaar verklaren van deze maatregel en oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van strafrecht (Sr);
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10-266844-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Gelet op de uiteenlopende verklaringen kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld. De verklaring van de verdachte, waarin hij stelt per ongeluk zijn echtgenote te hebben geraakt, wordt ondersteund door de verklaring van zijn echtgenote die zij ter zitting als getuige heeft afgelegd. Daarmee heeft de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad om zijn echtgenote te mishandelen. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
4.2.
Beoordeling
Op 25 oktober 2024 heeft de echtgenote van de verdachte, [naam slachtoffer] , een tweetal verklaringen afgelegd tegenover de politie waarin zij onder meer heeft verklaard dat zij is mishandeld door haar man. Op de terechtzitting van 7 mei 2025 is [naam slachtoffer] op verzoek van de verdediging gehoord als getuige. [naam slachtoffer] heeft ter zitting een andersluidende verklaring afgelegd dan haar eerder afgelegde verklaringen. Zij heeft ter zitting gesteld dat de politie allerlei zaken heeft opgeschreven die zij niet heeft gezegd en voorts dat zij helemaal niet is gehoord met behulp van een tolk zoals wel staat vermeld in het proces-verbaal van haar tweede verklaring. [naam slachtoffer] heeft ter zitting verklaard dat de verdachte haar niet heeft mishandeld en dat alles berust op een misverstand. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en zal dan ook uitgaan van de twee verklaringen die zij eerder heeft afgelegd, namelijk op 25 oktober 2024. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De twee verklaringen afgelegd op 25 oktober 2024 zijn door [naam slachtoffer] kort na het incident afgelegd. De verbalisanten merken hierbij op dat [naam slachtoffer] op dat moment emotioneel is. Beide door haar afgelegde verklaringen zijn opgenomen in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en komen qua inhoud met elkaar overeen. De juistheid van deze processen-verbaal wordt bevestigd in later aanvullend aangeleverde processen-verbaal. Deze zijn opgemaakt op verzoek van de rechtbank, naar aanleiding van de verklaring van de getuige ter zitting. De verdediging is in de gelegenheid gesteld op de aanvullende processen-verbaal te reageren, en heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
[naam slachtoffer] heeft volgens het direct na het incident opgemaakte proces-verbaal haar eerste verklaring op 25 oktober 2024 afgelegd met behulp van haar zoon als tolk. Dat haar zoon toen voor haar heeft vertaald wordt bevestigd in het aanvullende proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer 1] . Eveneens op 25 oktober 2024 heeft zij haar tweede verklaring afgelegd, dit keer met behulp van een beëdigd telefonische tolk. Hoewel [naam slachtoffer] als getuige ter zitting heeft verklaard dat zij nimmer met behulp van een telefonische tolk is gehoord, wordt in het aanvullende proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer 2] bevestigd dat er een tweede gesprek is geweest met [naam slachtoffer] , dit keer met de bijstand van een beëdigd telefonische tolk.
Uit beide verklaringen volgt dat de verdachte zijn vrouw heeft geslagen, op meerdere plekken op haar lichaam. Daarnaast past het geconstateerde letsel van [naam slachtoffer] , met name het letsel aan haar lip, waarvan ter zitting ook foto’s zijn getoond, bij de eerder afgelegde verklaringen en niet bij haar verklaring afgelegd ter terechtzitting.
Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaringen afgelegd op 25 oktober 2024. In combinatie met het geconstateerde letsel en de verklaring van de verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen en de ten laste gelegde mishandeling zal bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 oktober 2024 te Rotterdam,
zijn echtgenote, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] een of meerdere malen tegen het oog, de mond,
het been, de neus en het geslachtsdeel te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Mishandeling terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging voor het ten laste gelegde feit, nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De officier van justitie verwijst hierbij naar het Pro Justitia rapport van [naam 1] (AIOS) in supervisie van [naam 2] (psychiater) van 19 maart 2025 en het Pro Justitia rapport van [naam 3] (psycholoog) van 1 april 2025.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat de verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van [naam 1] (AIOS) onder supervisie van [naam 2] (psychiater) van 19 maart 2025 en het Pro Justitia rapport van [naam 3] (psycholoog) van 1 april 2025. Uit deze rapporten volgt onder meer het navolgende.
Bij de verdachte is onder meer sprake van schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis en zwakbegaafdheid. Ook is sprake van een ongespecificeerde psychotrauma- en stressor gerelateerde stoornis dan wel een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit en versterkten elkaar. De verdachte was ten tijde van het delict psychotisch ontregeld. De verdachte had waandenkbeelden en hallucinaties. Ook gebruikte hij in deze periode regelmatig cannabis, hetgeen een psychose kan uitlokken dan wel verergeren. Vanuit zijn beperkte coping, samenhangend met zijn acute psychotische ontregeling maar ook vanwege zijn zwakbegaafdheid, verloor de verdachte de controle over zijn gedrag. Hij had hierdoor geen mogelijkheden om zijn gedrag te remmen of anders te reageren. Er wordt dan ook geadviseerd het ten laste gelegde feit niet toe te rekenen.
6.4.
Conclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank overneemt, oordeelt de rechtbank dat bij de verdachte tijdens het begaan van het ten laste gelegde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, en dat het bewezen verklaarde feit om die reden niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Hiermee is er een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vrouw. Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer, maar de ervaring leert dat het slachtoffer hier ook geruime tijd mentaal last van kan ondervinden onder meer doordat sprake is van herbeleving en van angsten. Het geweld heeft bovendien plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
[naam 1] (AIOS) onder supervisie van [naam 2] (psychiater) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 maart 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De verdachte laat sinds een aantal jaren een patroon van agressieve incidenten zien, gedreven door zijn psychotische beleving. Indien er medicatieontrouw ontstaat is de kans op verslechtering van de psychotische symptomen en hiermee ook de kans op opnieuw agressieve incidenten groot. Er is daarnaast een risico op onttrekking aan zorg aangezien de verdachte eerder niet de noodzaak van (medicamenteuze) behandeling zag. Klinische opname aansluitend aan detentie wordt noodzakelijk geacht om het recidiverisico in te perken. De verwachting is dat interventies niet vormgegeven kunnen worden door regulier toezicht in te stellen. In het verleden is ook gebleken dat hiermee onvoldoende resultaten zijn bereikt. Daarnaast is de motivatie van de verdachte broos. Geadviseerd wordt om terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Indien de verdachte niet bereid of in staat lijkt behandeling in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden te doorlopen, rest uiteindelijk niets anders dan het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Daarnaast heeft ook [naam 3] (psycholoog) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Ten einde het recidive-risico zoveel mogelijk te beperken is het – gelet op de aard en de ernst van de psychische stoornissen en het ten laste gelegde feit – raadzaam dat de verdachte in eerste instantie klinisch wordt behandeld en dat deze klinische behandeling plaatsvindt in een setting met een voldoende stevige structuur. Wanneer het toestandsbeeld van de verdachte voldoende is gestabiliseerd, kan er worden toegewerkt naar een ambulant behandel- en begeleidingstraject. De psycholoog adviseert terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Binnen dit kader kan de verdachte een intensieve en voldoende langdurige behandeling worden geboden. De eventuele dreiging van een omzetting in de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou voor de verdachte een extra motivatie kunnen zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Indien de verdachte zich toch onvoldoende bereid toont zich duurzaam aan de voorwaarden te houden, dan resteert behandeling in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Tot slot heeft ook Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 april 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. De behandeling van schizofrenie is complex en langdurig. De basis voor een succesvolle behandeling wordt gevormd door het slikken van antipsychotica. De aanwezigheid van andere stoornissen en het gebruik van cannabis compliceren een goede behandeling. Dit maakt dat de verdachte langdurig intensieve hulp en ondersteuning nodig heeft. De verdachte is echter beperkt gemotiveerd, heeft een gebrek aan ziektebesef en -inzicht en weigert momenteel medicatie. Daarnaast bestaat bij de verdachte een grote achterdocht in de richting van zijn echtgenote, hetgeen de kans op herhaling groot maakt. Gelet op het voorgaande uit de reclassering haar twijfels omtrent de haalbaarheid van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Desondanks adviseert zij deze maatregel. Uit de laatste informatie van het PPC blijkt namelijk dat de verdachte – ondanks dat hij geen medicatie slikt – het goed lijkt te doen op een afdeling waar een strikte structuur bestaat. Daarnaast is de verdachte niet eerder behandeld voor schizofrenie. De reclassering adviseert terbeschikkingstelling onder de volgende voorwaarden:
Niet opnieuw een strafbaar feit plegen;
Meewerken aan reclasseringstoezicht;
Opname in een zorginstelling;
Meewerken aan een time-out;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
Ambulante behandeling;
Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole;
Dagbesteding;
Meewerken aan schuldhulpverlening/ beschermingsbewind;
Niet naar het buitenland (reisverbod).
De reclassering adviseert de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op de grote kans op een misdrijf met schade voor personen. Daarnaast adviseert de reclassering oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Terbeschikkingstelling
De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar en daarom kan geen straf worden opgelegd. Wel kan een maatregel worden opgelegd. De deskundigen en de reclassering hebben geadviseerd om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij de reclassering voorwaarden heeft geformuleerd voor de op te leggen maatregel.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan. Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. Daarnaast volgt uit de aangehaalde Pro Justitia rapportages dat tijdens het begaan van dit feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast wordt het recidiverisico door de deskundigen en de reclassering als hoog ingeschat.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en van de psychopathologie van de verdachte en het gevaar voor herhaling. Om het recidiverisico te verlagen en de chronische psychische problematiek van de verdachte te behandelen is een langdurige intensieve behandeling nodig. Met de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een minder ingrijpende maategel dan terbeschikkingstelling onvoldoende kans van slagen heeft. Behandeling zal bovendien dienen plaats te vinden in een strikte en klinische setting, zeker nu de verdachte medicatieontrouw is gebleken, hetgeen juist door de deskundigen wordt gezien als een verhogend risico op verslechtering van de psychotische symptomen, recidive en op onttrekking aan zorg. Anders dan door de raadsman bepleit wordt behandeling in een ambulant kader door de rechtbank dan ook als ontoereikend beschouwd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde genoemd onder 9. (schuldhulpverlening/beschermingsbewind).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ongemaximeerd
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe is de aard van het bewezen verklaarde feit redengevend. De maatregel kan daarom bij omzetting naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
GVM
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking noodzakelijk. Uit de aard en de ernst van de psychopathologie van de verdachte, het strafbare feit en de eerdere veroordelingen en registraties op naam van de verdachte blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van een geweldsdelict. Om de veiligheid van anderen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld. Gelet op het voorgaande zal de maatregel worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregelen passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 januari 2024 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld ter zake van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen zijn echtgenote en opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Hiervoor is voor zover van belang een gevangenisstraf opgelegd van twee weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 januari 2024.
8.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Geen strafbaar feit plegen
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Meewerken aan reclasseringstoezicht
de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de ter beschikking gestelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van hem vast te stellen;
de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
de ter beschikking gestelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
de ter beschikking gestelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
de ter beschikking gestelde zal zich niet bevinden in een straal van 2 kilometer rondom het adres [adres] , zolang als de reclassering en zijn behandelaren dit nodig achten;
bij verlofmomenten kan de reclassering er voor kiezen elektronische controle toe te passen. De ter beschikking gestelde werkt hier aan mee;
Opname in een zorginstelling
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Meewerken aan een time-out
als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
aansluitend aan zijn klinische opname zal de ter beschikking gestelde verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Ambulante behandeling
aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de ter beschikking gestelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole
de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
Dagbesteding
de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
Niet naar het buitenland (reisverbod)
de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
geeft aan de Reclassering opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 januari 2024 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde met ingang van de datum waarop veroordeelde feitelijk is opgenomen in de nader te bepalen forensische klinische instelling, naar verwachting op 22 mei 2025.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, voorzitter,
en mrs. drs. K. Th. van Barneveld en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.S. Brouwer en I. Bezemer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 mei 2025.
De griffier mr. I. Bezemer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2024 te Rotterdam,
zijn echtgenote, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] een of meerdere malen tegen het oog, de mond,
het been, de neus en/of het geslachtsdeel, althans het lichaam te slaan.