ECLI:NL:RBROT:2025:6431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
10-230215-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door aanrijding met auto met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer aangereden met zijn auto, waardoor het slachtoffer tegen een lantaarnpaal viel en letsel opliep, waaronder meerdere gekneusde ribben en een gebroken borstwervel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk het slachtoffer wilde doden of zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, maar dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De verdachte ontkende aanvankelijk dat hij op het slachtoffer was ingereden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever geloofwaardiger waren dan die van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 dagen, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de relevante wettelijke voorschriften heeft toegepast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-230215-18
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [land] ,
raadsvrouw mr. E.V. Appeldoorn, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Bij de politie heeft de verdachte eerst verklaard dat er een opstootje was in een café en dat hij daarna met zijn auto over het trottoir voor het café heeft gereden, waarbij hij iemand met zijn autodeur geraakt heeft. In het tweede verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij iemand met zijn autodeur heeft geraakt terwijl de auto stilstond. De verdachte ontkent dus dat hij op iemand is ingereden.
Beoordeling
Op basis van het dossier kan bewezen worden dat de verdachte tegen iemand aan is gereden met zijn auto. De aangever heeft verklaard dat de verdachte in zijn richting over het trottoir reed. De aangever voelde de auto tegen zijn bovenbenen aankomen en viel daarna tegen een lantaarnpaal. De verdachte heeft niet ontkend dat hij de bestuurder van de betreffende auto was. Zijn verklaring, inhoudende dat hij het slachtoffer alleen geraakt heeft met de autodeur – rijdend of stilstaand – is niet geloofwaardig. Het bij de aangever geconstateerde letsel, te weten vier gebroken ribben en een gebroken borstwervel, ondersteunt de verklaring van de aangever en past niet bij het scenario dat de verdachte heeft geschetst. Bovendien zijn er verschillen tussen de verklaringen van de verdachte en dit maakt de verklaringen minder geloofwaardig. Net als de officier van justitie volgt de rechtbank daarom het verhaal van de aangever. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het is bijvoorbeeld onvoldoende duidelijk geworden hoe hard de verdachte reed. Daarom zal de rechtbank, net als de officier van justitie, het primair tenlastegelegde – een poging tot doodslag of zware mishandeling – niet bewezen verklaren. Dit betekent dat bewezen is dat de verdachte tegen het slachtoffer aan is gereden. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan mishandeling.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 september 2017 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door als bestuurder van een auto tegen die
[slachtoffer] aan te rijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer mishandeld door met zijn auto tegen hem aan te rijden, waardoor het slachtoffer tegen een lantaarnpaal en daarna op de grond is gevallen. Daardoor heeft het slachtoffer letsel opgelopen, namelijk meerdere gekneusde ribben en een gebroken borstwervel. Door zo te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer en heeft hij hem pijn en letsel toegebracht.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie in Nederland van 25 november 2020 en de justitiële documentatie uit [land] van 2 mei 2025 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal de ouderdom van de zaak, het feit is inmiddels bijna 8 jaar oud, meewegen in de straf. De redelijke termijn is dus geschonden en dit heeft invloed op de duur van de gevangenisstraf. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ook in de afgelopen acht jaren niet (opnieuw) met politie en justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft na zijn aanhouding dertien dagen in voorlopige hechtenis gezeten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in dit geval volstaat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Beckhoven, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en A.M. Borel Rinkes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice en mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 8 september 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
als bestuurder van een (personen)auto meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met hoge/verhoogde snelheid op die [slachtoffer] is
ingereden/tegen die [slachtoffer] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 8 september 2017 te Rotterdam
[slachtoffer] heeft mishandeld door als bestuurder van een
(personen)auto meermalen, althans eenmaal, (telkens) met
hoge/verhoogde snelheid op die [slachtoffer] in te rijden / tegen die
[slachtoffer] aan te rijden.