ECLI:NL:RBROT:2025:6258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
10/149761-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag onder invloed van cocaïne met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 27 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag. De verdachte negeerde bewust alle wegafsluitingsborden en -signalen en reed op een voor auto’s afgesloten weg, terwijl hij onder invloed van cocaïne was. Dit leidde tot een aanrijding met een scooterbestuurder, die zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte roekeloos was, wat resulteerde in een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van drie jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een cocaïneverslaving, en de impact op het slachtoffer. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar volgde inmiddels een behandeling voor zijn verslaving. De rechtbank besloot om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de vooruitgang van de verdachte in zijn behandeling en het feit dat hij geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd sinds de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/149761-23
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, te weten het overtreden van de artikelen 6 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.

4.Waardering van het bewijs

Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1
4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden in die zin dat sprake is van roekeloos rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte heeft meerdere waarschuwingssignalen genegeerd en is op een afgesloten rijbaan gaan rijden, waarbij hij in botsing is gekomen met het slachtoffer. De verdachte was ten tijde van dit verkeersgedrag onder invloed van cocaïne. Als gevolg van het voorgaande heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 18 november 2022 heeft een aanrijding plaatsgevonden op de Hoofdweg in Rotterdam. De verdachte is in strijd met de geldende verkeersregels opzettelijk een rijbaan opgereden die op dat moment uitsluitend bestemd was voor voetgangers, fietsers en bromfietsers. Daarbij heeft hij meerdere waarschuwingssignalen genegeerd: zo was sprake van een rijbaanversmalling, waren er verschillende borden boven en naast de weg en waren geleidebakens geplaatst waarmee de doorgaande weg werd afgesloten voor het verkeer. Verder waren ook betonblokken met schrikhekken geplaatst. De verdachte heeft al deze signalen genegeerd en is zigzaggend de afgesloten rijbaan opgedraaid. Daarbij heeft hij zijn snelheid niet aangepast aan de (door de gewijzigde wegindeling ook voor hem onbekende) situatie ter plaatse. Vervolgens is de verdachte toen hij onder het viaduct uitkwam in botsing gekomen met het slachtoffer die op haar snorfiets van rechts de voor haar bestemde rijbaan opkwam. Verder staat vast dat verdachte in zijn auto is gestapt onder invloed van cocaïne. Uit onderzoek bleek dat de verdachte onder invloed reed van meer dan de wettelijk maximaal toegestane hoeveelheid verdovende middelen in zijn bloed, te weten 72 microgram cocaïne per liter bloed. Dit zal zijn rijvaardigheid hebben verminderd. Het slachtoffer heeft als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. De vervolgvraag is welke mate van schuld.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte opzettelijk negeren van de verschillende verbodsborden en wegafsluitingen en door desondanks toch de afgesloten rijbaan op te rijden, zonder daarbij zijn snelheid aan te passen, in combinatie met het onder invloed van cocaïne deelnemen aan het verkeer, getuigen van rijgedrag zoals omschreven in artikel 5a WVW en daarom ook als roekeloos rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen in die zin dat het rijgedrag van de verdachte kan worden aangemerkt als roekeloos, waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij het slachtoffer.
Feit 2
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
primair
hij, op 18 november 2022 te Rotterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat voertuig roekeloos, te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg, welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar,
- in strijd met de tijdelijke verkeersmaatregelen (negeren afzettingen en geleidebakens en borden Cl) over het aan zuidelijke zijde van de Hoofdweg ingerichte tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad heeft gereden en vervolgens
- met een snelheid heeft gereden die gelet op de omstandigheden te weten een tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad te hoog was en vervolgens
- in botsing of aanrijding is gekomen met een tegemoetkomende bromfiets en bestuurder van een bromfiets, genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen,
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd onder invloed van drugs,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup en een heup uit de kom en een gescheurde knie- en kruisband en afgesplinterde kuitbeen en scheurwond op het voorhoofd, werd toegebracht
2
hij, op 18 november 2022 te Rotterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist , dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt door zijn roekeloze rijgedrag. De verdachte heeft bewust alle wegafsluitingsborden en -signalen genegeerd en is toch gaan rijden op een voor auto’s afgesloten weg, met een snelheid die niet paste in de gegeven verkeerssituatie, waardoor hij een bestuurder van een scooter, aan wie het wel was toegestaan daar te rijden, heeft aangereden. Tijdens het veroorzaken van het verkeersongeval was de verdachte onder invloed van cocaïne.
Door het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ter terechtzitting is door het slachtoffer een indringende slachtofferverklaring voorgedragen waaruit bleek dat zij ook nu, na meer dan twee jaar, nog niet volledig is hersteld. Naar alle waarschijnlijkheid is een volledig herstel ook niet meer mogelijk. Met zijn roekeloze rijgedrag heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij in grove mate zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van andere weggebruikers veronachtzaamd. Dergelijk rijgedrag rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 januari 2024. Uit dit rapport volgt dat de verdachte al jarenlang lijdt aan een cocaïneverslaving. Hiervoor heeft de verdachte zich al meermaals zonder blijvend succes laten behandelen. Inmiddels heeft de verdachte een voor hem geschikte behandeling gevonden en volgt deze trouw, waardoor hij al geruime tijd geen cocaïne meer gebruikt. Verder ziet de reclassering beschermende factoren op de gebieden van huisvesting, dagbesteding en financiën. In het kader van de strafoplegging ziet de reclassering geen aanleiding tot het opleggen van bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank zal desondanks afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de verdachte zijn cocaïneverslaving inmiddels ruim een jaar wel onder controle heeft en het niet wenselijk is dat detentie mogelijk een terugval zou meebrengen. Verder heeft de verdachte in de periode na de ten laste gelegde feiten geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en actief deelgenomen aan mediationgesprekken met het slachtoffer.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
In plaats van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf wordt daarom een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
drie (drie) jaren;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. van Vuren, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 18 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat voertuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg, welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar,
- in strijd met de tijdelijke verkeersmaatregelen (negeren afzettingen en geleidebakens en borden Cl) over het aan zuidelijke zijde van de Hoofdweg ingerichte tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad heeft gereden en/of (vervolgens)
- met een snelheid heeft gereden die gelet op de omstandigheden (te weten een tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad) te hoog was en/of (vervolgens)
- in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met een tegemoetkomende bromfiets en/of bestuurder van een bromfiets, genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen,
zulks terwijl hij, verdachte, dat voertuig heeft bestuurd onder invloed van drugs,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup en/of een heup uit de kom en/of een gescheurde knie- en kruisband en/of afgesplinterde kuitbeen en/of letsel aan het hoofd/hoofdwond/scheurwond op het voorhoofd, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Hoofdweg, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- in strijd met de tijdelijke verkeersmaatregelen (negeren afzettingen en/of geleidebakens en/of borden Cl) over het aan zuidelijke zijde van de Hoofdweg ingerichte tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad heeft gereden en/of (vervolgens)
- met een snelheid heeft gereden die gelet op de omstandigheden (te weten een tijdelijke (brom)fiets-, voetgangerspad) te hoog was en/of (vervolgens)
- in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met een tegemoetkomende bromfiets en/of bestuurder van een bromfiets, genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen;
2
hij, op of omstreeks 18 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3
hij, op of omstreeks 18 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Hoofdweg, een motorrijtuig, een personenauto, heeft bestuurd.